De schoonheid van de dood
Ik lees in De Standaard dat in het Tate Modern in Londen een expo wordt georganiseerd over ruïnekunst (‘Ruin lust’ in Tate Britain, Londen, nog tot 18 mei). Kunstenaars en fotografen exposeren werk waarin ruïnes een prominente rol spelen. Ik moet meteen denken aan de link die Una een tijdje geleden postte naar foto’s van het overwoekerde kasteel van Marteau Longe in Profondville. Toen ik die zag was het wel even schrikken.
Het was tijdens een LARP-evenement op het domein van Marteau Longe dat ik besefte dat ik mijn liefste graag zie. Hij speelde een spring-in-‘t-veld halfelf, ik een rijke barones, en onze personages zouden op geen enkele realistische manier in contact gekomen kunnen zijn. Ik kon hem alleen vanuit de verte zien. Ik was stikjaloers, op een best agressieve manier en daar was ik serieus van verschoten. We waren toen al zes maanden samen :-)
Het is ook in deze locatie dat ik echt besefte hoe sexy hij wel kan zijn als hij daar zin in heeft. Ik zie het nog zo voor me: een energieke man met een strak zittende zwarte lederen broek en een wit middeleeuws aandoend hemd, als een witte vlek in de duisternis van de nacht. Hij was voluit lachend aan het zwaardvechten, het plezier van de adrenalinerush van het gevecht duidelijk te zien aan de blik in zijn ogen, en het helderrode bloed dat uit de doornenkroon in zijn zwarte haar droop het enige kleuraccent. Het was vòòr Twighlight en vampiers waren nog niet sexy, alleen gevaarlijk. Maar deze vampier was verdomd sexy én gevaarlijk en hij was van mij. Van mij.
Marteau Longe kan mij dus wel beroeren, ja :-) Ondertussen is het domein helemaal vervallen. Blijkbaar is het sinds het midden van de jaren 2000 aan zijn lot overgelaten. Doodzonde.
Behalve spokenjagers zijn ook fotografen geïnteresseerd in de oude, verlaten gebouwen. Tik je op google de term ‘urbex’ in, dan krijg je massa’s links naar foto’s van ruïnes van de hand van zogenaamde ‘urban explorers’, fotografen met een obsessie om binnen te dringen in verlaten gebouwen. Die fascinatie voor ruïnes is niet nieuw. De Duitsers noemden het Ruinenlust, een term die al dateert van het einde van de achttiende eeuw. In die tijd werd het de mode om ruïnes af te beelden in schilderijen, zelfs ruïnes van gebouwen die nog maar net waren gebouwd. Het was de uitdrukking van heimwee naar een idyllisch verleden toen het leven nog eenvoudig was, als reactie op de industrialisering die toen in volle gang was. Het glorieuze verleden werd geidealiseerd en het verlangen om er deel van uit te maken werd één van de toponderwerpen uit de Romantiek, de belangrijkste kunststroming van die tijd. Denk maar aan de romantische ruïnes in de schilderijen van Turner of de gedichten van Wordsworth of Keats.
Die idealisering van een ver verleden kon bijzonder grote proporties aannemen. Albert Speer ontwierp de gebouwen van het Nazi-regime met in het achterhoofd de prachtige en indrukwekkende ruïnes die ze ooit zouden kunnen worden. Net zoals de ruïnes uit het oude Rome nog ontzag inboezemen, zo zou ook de glorieuze architectuur van het Derde Rijk altijd bewondering afdwingen. Het is ook de reden waarom zoveel rijke aristocraten een nepruïne in hun achtertuin plantten.
Die morbide fascinatie voor ruïnes heeft echter ook en duister kantje: het is dezelfde fascinatie die wij mensen hebben voor de dood. Het lijkt soms zelfs of we kicken op de gruwel van de dood. Onze levenslust en doodsdrift liggen kort bij elkaar. Dat heeft Freud ons geleerd met zijn eros en thanatosprincipe. Wij zijn bang voor de dood en toch leven we er volgens Freud naartoe, en niet alleen letterlijk. De ruïnes vertellen ons dat alle menselijke leven fragiel en vergankelijk is en totaal onbelangrijk in de eeuwigheid van de geschiedenis. Ruïnes zijn een metafoor voor ons eigen leven. Het verval dat we voor ons zien, staat ons allemaal te wachten. De ruïnes vertellen ons echter niet alleen over de toekomst – de dood – maar ook over het rijke verleden vol leven dat hier samengebald zit. Dat contrast en de schoonheid die ermee gepaard gaat raakt ons. Het is de schoonheid van een bejaard gezicht, waarvan de rimpels het verhaal vertellen van een goed geleefd leven.
Net als de grote kunstenaars uit de Romantiek tonen de urban explorers van vandaag ons de vergane glorie van gebouwen waarvan iedereen dacht dat ze er voor eeuwig zouden staan. De bekende Canadese fotograaf Robert Polidori maakte pakkende fotoreeksen v an Tsjernobyl en New Orleans na de doortocht van orkaan Katrina. De Franse fotografen Yves Marchand en Romain Meffre tonen het verval van de industriestad Detroit nadat de autofabrieken er wegtrokken. De verlaten gebouwen zijn van een gruwelijke schoonheid... Deze fotografen knopen perfect aan bij de ruïnekunst van het begin van de 19de eeuw die een reactie was op de uitwassen van de industrialisering. Industrialisering houdt impliciet het overwinnen en exploiteren van de natuur in. De foto’s van de moderne urban explorers tonen hoe de natuur haar eigen terrein weer claimt en terugwint van de mens. Zo is de cirkel rond.
Het was tijdens een LARP-evenement op het domein van Marteau Longe dat ik besefte dat ik mijn liefste graag zie. Hij speelde een spring-in-‘t-veld halfelf, ik een rijke barones, en onze personages zouden op geen enkele realistische manier in contact gekomen kunnen zijn. Ik kon hem alleen vanuit de verte zien. Ik was stikjaloers, op een best agressieve manier en daar was ik serieus van verschoten. We waren toen al zes maanden samen :-)
Het is ook in deze locatie dat ik echt besefte hoe sexy hij wel kan zijn als hij daar zin in heeft. Ik zie het nog zo voor me: een energieke man met een strak zittende zwarte lederen broek en een wit middeleeuws aandoend hemd, als een witte vlek in de duisternis van de nacht. Hij was voluit lachend aan het zwaardvechten, het plezier van de adrenalinerush van het gevecht duidelijk te zien aan de blik in zijn ogen, en het helderrode bloed dat uit de doornenkroon in zijn zwarte haar droop het enige kleuraccent. Het was vòòr Twighlight en vampiers waren nog niet sexy, alleen gevaarlijk. Maar deze vampier was verdomd sexy én gevaarlijk en hij was van mij. Van mij.
Marteau Longe kan mij dus wel beroeren, ja :-) Ondertussen is het domein helemaal vervallen. Blijkbaar is het sinds het midden van de jaren 2000 aan zijn lot overgelaten. Doodzonde.
Behalve spokenjagers zijn ook fotografen geïnteresseerd in de oude, verlaten gebouwen. Tik je op google de term ‘urbex’ in, dan krijg je massa’s links naar foto’s van ruïnes van de hand van zogenaamde ‘urban explorers’, fotografen met een obsessie om binnen te dringen in verlaten gebouwen. Die fascinatie voor ruïnes is niet nieuw. De Duitsers noemden het Ruinenlust, een term die al dateert van het einde van de achttiende eeuw. In die tijd werd het de mode om ruïnes af te beelden in schilderijen, zelfs ruïnes van gebouwen die nog maar net waren gebouwd. Het was de uitdrukking van heimwee naar een idyllisch verleden toen het leven nog eenvoudig was, als reactie op de industrialisering die toen in volle gang was. Het glorieuze verleden werd geidealiseerd en het verlangen om er deel van uit te maken werd één van de toponderwerpen uit de Romantiek, de belangrijkste kunststroming van die tijd. Denk maar aan de romantische ruïnes in de schilderijen van Turner of de gedichten van Wordsworth of Keats.
Die idealisering van een ver verleden kon bijzonder grote proporties aannemen. Albert Speer ontwierp de gebouwen van het Nazi-regime met in het achterhoofd de prachtige en indrukwekkende ruïnes die ze ooit zouden kunnen worden. Net zoals de ruïnes uit het oude Rome nog ontzag inboezemen, zo zou ook de glorieuze architectuur van het Derde Rijk altijd bewondering afdwingen. Het is ook de reden waarom zoveel rijke aristocraten een nepruïne in hun achtertuin plantten.
Die morbide fascinatie voor ruïnes heeft echter ook en duister kantje: het is dezelfde fascinatie die wij mensen hebben voor de dood. Het lijkt soms zelfs of we kicken op de gruwel van de dood. Onze levenslust en doodsdrift liggen kort bij elkaar. Dat heeft Freud ons geleerd met zijn eros en thanatosprincipe. Wij zijn bang voor de dood en toch leven we er volgens Freud naartoe, en niet alleen letterlijk. De ruïnes vertellen ons dat alle menselijke leven fragiel en vergankelijk is en totaal onbelangrijk in de eeuwigheid van de geschiedenis. Ruïnes zijn een metafoor voor ons eigen leven. Het verval dat we voor ons zien, staat ons allemaal te wachten. De ruïnes vertellen ons echter niet alleen over de toekomst – de dood – maar ook over het rijke verleden vol leven dat hier samengebald zit. Dat contrast en de schoonheid die ermee gepaard gaat raakt ons. Het is de schoonheid van een bejaard gezicht, waarvan de rimpels het verhaal vertellen van een goed geleefd leven.
Net als de grote kunstenaars uit de Romantiek tonen de urban explorers van vandaag ons de vergane glorie van gebouwen waarvan iedereen dacht dat ze er voor eeuwig zouden staan. De bekende Canadese fotograaf Robert Polidori maakte pakkende fotoreeksen v an Tsjernobyl en New Orleans na de doortocht van orkaan Katrina. De Franse fotografen Yves Marchand en Romain Meffre tonen het verval van de industriestad Detroit nadat de autofabrieken er wegtrokken. De verlaten gebouwen zijn van een gruwelijke schoonheid... Deze fotografen knopen perfect aan bij de ruïnekunst van het begin van de 19de eeuw die een reactie was op de uitwassen van de industrialisering. Industrialisering houdt impliciet het overwinnen en exploiteren van de natuur in. De foto’s van de moderne urban explorers tonen hoe de natuur haar eigen terrein weer claimt en terugwint van de mens. Zo is de cirkel rond.
Reacties