De maantempel (workshop Janet Farrar)

Janet Farrar neemt ons mee op een pathworking. Aan de hand van een verhaal van Dion Fortune leidt ze ons naar de maantempel. Dion Fortune was niet alleen een heks, ze was ook een schrijfster. In haar boeken verweefde ze beelden van plaatsen uit de anderwereld die ze met haar coven had bezocht. Zo ook de maantempel, die ze opnam in haar boek The Sea Priestess. Daardoor kreeg die tempel veel meer energie dan enkel van haar coven en zelfs toen die al niet meer bestond en Dion Fortune zelf al was overleden, bleef de maantempel in de astraalwereld bestaan. Elke keer als iemand het verhaal van de zeepriesteres leest, krijgt de maantempel verse energie. Het is een plaats waar heel veel heksen wel eens naartoe gaan :-)

Het is donker en pikzwart. Ik zie helemaal niks. Zelfs als ik mijn hand voor mijn gezicht hou, kan ik hem niet zien. Het is niet alleen pikdonker, het is ook ijskoud. De kou is zo’n ijzige, klamme kou die traag en vochtig langs je benen omhoog kruipt, alsof ijzige vingers zich een weg naar boven banen langs je benen. Onder mijn voeten voel ik hoe de grond hard en koud is. Ik denk dat het ijs is.

“Je bent helemaal alleen,” zegt Janet, maar ik weet dat dat niet waar is. Ik voel de aanwezigheid van Brigandhu, ook al kan ik haar niet zien. Ik heb het echt heel koud. Ik haat de kou. Dan staat Brigandhu plots achter me. Ik voel haar nog steeds meer dan ik haar kan zien, al lijkt ze licht uit te stralen in het donker. Ze is héél groot, in haar formele reuzengrote godinnenvorm, en ze is ritueel gekleed, zoals ik haar laatst in haar tempel zag. Alsof ze een punt wil maken op deze plek. Voor mij is dat niet nodig, ik ben al blij dat ze er is, want ze maakt een soort van vuurbalmove met haar handen tegen mijn rug en alle kou valt van me af. Dan is ze weg, al kan ik haar aanwezigheid nog altijd voelen. Ze is niet ver weg.

 Dan zie ik een lichtpuntje in de duisternis. En  nog een. En nog een. Het zijn sterren. Ze zijn koud en zonder mededogen, zegt de snerende stem van Janet. Zo voel ik het niet. Ik voel helemaal niks. Het zijn gewoon sterren.

Het licht van de sterren zorgt ervoor dat ik kan zien waar ik ben. Ik sta op een soort van stenen plateau van zwart, glanzend marmer. Het plateau heeft de vorm van een ei. Overal rondom het ei zie ik ondoorschijnend zwart water dat over de randen van het platform heen spoelt. Het zwarte water ziet er glanzend uit, alsof het geen water maar olie is. Boven de zee verschijnt een enorme volle maan.


Dan zie ik een soort van werveling in de lucht. Het lijkt wel of er een gat in de lucht ontstaat waarachter ik een soort van slurf kan zien. Uit die doorgang komt een figuur gevlogen. Hij lijkt op een engel maar dan zwart. Hij hangt met zijn grote zwarte vleugels opengespreid boven de punt van het ei. Hij heft zijn armen naar omhoog, naar de hemel, en terwijl hij die beweging maakt, rijzen er twee enorme zwarte zuilen uit het water, links en rechts van het ei. De engel hangt tussen beide zuilen en rijst samen met de zuilen naar omhoog. Ik zie hem niet meer terug.

Doorheen de twee zuilen kan ik een grote dode boom zien. Zijn witte takken steken fel af tegen het zwarte water waar hij in staat. Die boom had ik daarnet nog niet gezien. Ik loop verder, tussen de zuilen door, naar de boom. Tussen zijn wortels zie ik twee rode ogen gloeien. Ik denk dat het een wolf is of zoiets, want ik hoor hem grommen. Dan staat het dier recht en ik zie dat het een jakhals is, met het lichaam van een man. Een héél mooie man :-) Het is Anubis. Ik ben verbaasd want waar het lichaam van de man geweldig strak is, is zijn kop een beetje scruffy. Ik had me bij Anubis eerder een soort van glad dobermanvel voorgesteld ... Janet vraagt toestemming voor ons om door te mogen, langs de boom naar de punt van het ei. Anubis verdwijnt weer tussen de wortels van de dode boom. Ik kan zijn rode ogen nog steeds zien gloeien terwijl hij ons in het oog houdt.

Ik loop langs de boom, naar het uiterste puntje van het eiland. Janet drukt ons op het hart om het zwarte water niet aan te raken, om helemaal niets aan te raken.

In de verte zie ik mist komen aanrollen. Dan verschijnt traag de punt van een schip uit de mist. Ik hoor alleen het geluid van het klotsen van het zwarte water. Op de voorsteven staat een figuur met een kapmantel. Als het schip de punt van het eiland gaat ronden, slaat hij zijn kapmantel naar achteren. Ik kan niet goed zien of het een man of een vrouw is, maar ik denk toch een vrouw. Ze heeft een vreemd wit gezicht zonder enige uitdrukking. Dan hoor ik stemmen roepen. De bemanning van het schip roept ons toe. En ook de zwarte mensen die vastgeketend zitten in het ruim. Het is een slavenschip. De mannen en vrouwen aan boord smeken om hulp. Dan rondt het schip de punt van het ei. Als het schip aan de punt van het eiland is aangekomen, begint het even traag als het kwam aangevaren te draaien en zinkt dan langzaam in het water. Ik zie hoe de figuur met de kapmantel op de voorsteven blijft staan, met lege starende ogen, en hoe het zwarte water zich over haar hoofd sluit. Dan hoor ik weer alleen het klotsen van het water, de smekende stemmen zijn verstomd.

Daar komt alweer een ander schip uit de mist. Opnieuw zie ik een figuur met een kapmantel op de steven van het schip staan. Ik hoor het gelach van vrouwen, het geruis van baljurken en het getinkel van champagneglazen, ... Het is de Titanic. Opnieuw vaart het schip naar de punt van het eiland. Als ik het reuzengroot voorbij zie varen, hoor ik de smeekbeden van de passagiers die me alle rijkdommen van de aarde beloven als ik hen maar zou willen helpen. Een jonge vrouw met een baby smeekt me om haar baby aan te nemen. Ze heeft vrede met haar dood maar zou ik haar baby niet willen redden? Nu ben ik nogal impulsief en ik steek bijna mijn armen naar het kindje uit, maar dan herinner ik me de waarschuwing van Janet en trek mijn handen terug. Ik steek mijn handen onder mijn oksels om mijzelf te beletten om impulsief iets te doen waarmee ik misschien iets in gang zou kunnen zetten dat niet de bedoeling is. Ik moet van mijn hart een steen maken. We kunnen deze mensen niet helpen. Het is hard.

Nog een schip verschijnt uit de mist. Ik herken een drakar en op de boeg staat weer een figuur met een kapmantel. Ik hoor de mannen aan boord zingen over het Walhalla. Ze gaan zingend ten onder. Dan zie ik een klein Schots vissersbootje en opnieuw gebeurt hetzelfde. Alle schepen en bootjes hebben zo’n vreemde figuur met een kapmantel op hun voorsteven staan, die telkens traag zijn kapmantel naar achter slaat alvorens onder water te verdwijnen. Het lijkt wel of die figuren de schepen leiden naar de afgrond onder water en het is pas als ze hun kapmantel naar achter hebben geslagen dat het gegil en gesmeek begint.

Dan verschijnt in de verte achter de draaikolk een licht. Het is een vrouw in een witte jurk die lijkt te stralen. Ze is beeldschoon en heeft heel lang wit haar (dat volgens Janet zwart is). Haar jurk is heel eenvoudig, met lange mouwen. Rond haar middel heeft ze drie dunnen leren bandjes als ceintuur. De juwelen in elk mogelijk metaal en met alle mogelijke edelstenen die Janet beschrijft zie ik niet. Integendeel, ze draagt helemaal niks qua juwelen en die eenvoud benadrukt nog eens haar buitengewone schoonheid. Ik kan de geur van rozen ruiken terwijl ze over het water dichterbij komt.

Plots is de vrouw heel dichtbij. Ze staat vlak voor mij en haar gezicht heeft nu niks menselijks meer. Eerst denk ik dat ze iets weg heeft van een geit, met haar driehoekige gezicht en haar witte haren die als twee hoorns rond haar gezicht krullen. Ze heeft een soort van langwerpig scherp wit gezicht met scheve zwarte ogen. Dan is ze weer wat verder weg. Ik probeer haar gezicht te zien, want de discrepantie tussen het witte gezicht dat ik net heb gezien en de schoonheid van de vrouw die ik daarvoor zag is groot. Haar gezicht lijkt wel te smelten, te vervagen, te veranderen als ik haar probeer te zien. Op haar voorhoofd zie ik wel de witte cirkel van licht branden. Het lijkt een copietje van de reuzemaan die nog altijd boven het water hangt.

Op geen enkel ogenblik ben ik bang van haar, ook al zag dat witte gezicht er een beetje griezelig uit. Dit is Isis! Stel haar een vraag, zegt Janet. Ik weet niet wat vragen en besef plots dat ik al de hele tijd stukken uit de Vuurvogel aan het opzeggen ben. Grote Moeder, Godin van onze harten, zegen me en zuiver me. Open mijn geest voor uw dimensies. Laat mijn lippen enkel nog de waarheid spreken. Laat mijn hart de weg van de Goden volgen ... De godin legt een vinger op mijn lippen, buigt zich dan voorover en geeft me een kus op mijn voorhoofd.

Dan draait ze zich om en vertrekt. Ik zie haar statig wegwandelen over het water. Ik keer ook weer terug, naar de boom die nu weer groen is. Het is een cypres. Anubis zit ontspannen tussen de wortels van de boom en kijkt me met zijn rode ogen aan. Hij laat me zonder problemen door. Vanaf nu mogen we hier altijd door zonder dat hij ons zal tegenhouden. Ik loop tussen de zwarte zuilen door, terug naar waar ik vandaan kwam. De zuilen zakken met veel geraas terug in het zwarte water.

--
Volgens Gavin Bone is de afgrond de plek waar alles uit voortkomt en alles weer naartoe gaat. Het is de primordiale afgrond. Ik zag Isis met haar aliengezicht waar niks menselijks aan was als het primordiale wezen dat ze is. Daarvoor moet je volgens hem heel diep gaan. 

Meer info over Dion Fortune en haar boeken: http://www.jwmt.org/v1n0/dfortune.html

Reacties

Aurora zei…
Dit bericht is een héél goede invulling op mijn eigen ervaring - leuk om te lezen dat er veel gelijkenissen en toch verschillen zitten in wat je meemaakt. Zo wou de boom bij mij maar geen cipres zijn, maar werd hij telkens opnieuw een treurwilg. Isis heb ik eerst als vrouw ervaren, maar ik kon toen ze dicht was enkel haar ogen zien, en deze waren bij mij ook langwerpig en redelijk ovaal - zoals een 2D tekening.

Populaire posts van deze blog

De heksenrunen

Zuiverende eitjes: egg cleansing

De numerologie van je heksennaam