God is dood, leve God!
Je kan de laatste tijd geen krant openslaan of geen radio of televisie aanzetten of het gaat over problemen met asielzoekers of terrorristen en elke keer wordt een link gelegd met de islam. De islam zou een godsdienst zijn die niet mee is met de tijd en onze eigen westerse cultuur zou verdrukken. De taal van de straat is nog heel wat kleurijker en als je de commentaren hoort, zou je haast denken dat Europa collectief in een angstkramp is geschoten. Waar komt die schrik voor godsdienst toch vandaan?
Onze westerse maatschappij is een seculiere maatschappij. Wij zijn gewend aan een samenleving waar god niks met de organisatie van onze staat te maken heeft. De twee zijn netjes gescheiden. Je hoeft dus helemaal niet bezig te zijn met God om een plaatsje te vinden in onze maatschappij. Integendeel zelfs, wie te duidelijk met God bezig is wordt meewarig bekeken en links gelaten.
Dat was vroeger geleden nog wel even anders. Onze grootouders zijn nog opgevoed met de idee dat naar de zondagsmis gaan zo hoort. Religie zorgde er voor dat alles netjes bij het oude bleef. Vanaf de jaren zestig stormde er een emancipatiegolf door onze contreien en een heleboel heilige huisjes gingen tegen de vlakte. Eén van die heilige huisjes was het geloof: onze maatschappij besloot dat ze wel zonder God verder kon. Vanaf nu zouden we vrij zijn, los van God en gebod, en we zouden gelukkig zijn.
Het is één van de tegenstrijdigheden van vandaag dat mensen net minder gelukkig blijken. Van vrijheid krijgen we keuzestress. Dat geldt ook voor religie, raar maar waar. In vroeger tijden was er geen keuze: er was slechts één beginsel en dat was God. Godsdienst had het antwoord op alle vragen. De kerk en de inquisite zorgden er ook wel voor dat er geen plaats was voor twijfel aan dat adagio. Het is de tijd dat wetenschap en religie nog niet lijnrecht tegen elkaar stonden maar nog tesamen naar de wonderen van de wereld keken.
Naarmate er meer ruimte kwam voor twijfel, groeide de wetenschap. Twijfel is de voedingsbodem voor wetenschap: het stellen van de juiste vragen is wat de wetenschap vooruit drijft. Er waren ook andere antwoorden mogelijk dan enkel God: de Verlichting was geboren. Ondertussen is twijfel de norm geworden, maar de klepel is teveel doorgeslagen naar de andere kant. Waar religie onze maatschappij vroeger verbond, is die rol niet overgenomen door de wetenschap. Er is nu zoveel twijfel dat niemand nog lijkt te weten waar we voor staan. Iedereen is op zoek naar het houvast dat vroeger geboden werd door de godsdienst. De twijfel is zo dominant geworden dat je plots in alles kan geloven, en daar schuilt een gevaar in. Radicale religieuze ideeën vinden zo een vruchtbare voedingsbodem.
Het lijkt contradictorisch maar door het buitengooien van godsdienst is religie belangrijker geworden dan ooit. De seculiere maatschappijn waarvan we dachten dat we die hadden blijkt een utopie. We zijn niet massaal NIET in God gaan geloven, integendeel. In de Standaard van vandaag staat een interessant interview met Hans Boutellier, een Nederlandse filosoof die zich over dit onderwerp heeft gebogen. Hij heeft het over onze utopische seculiere maatschappij als het 'gedroomde godenrijk' waarbij iedereen zijn eigen God moet kunnen kiezen en we dat van elkaar moeten accepteren.
Volgens hem komt er daardoor ook weer meer ruimte voor de grote verhalen die ons vroeger verbonden. Die gezamenlijke traditionele verhalen geven ons het houvast waar we naar zoeken, maar dan niet opgelegd vanuit een hiërarchische structuur zoals de kerk maar van onderuit. Een gezamenlijk gevoel van iets groters, een godsgevoel dat we samen beleven en delen en dat ons dus bindt, dat is heel iets anders dan een verre God die hoog in de hemel op ons neerkijkt. Maar de rol van God - of het goddelijke - is dus actueler dan ooit.
Bron: MINTEN, Dominique. We zijn nog lang niet van God af. De Standaard, 04-02-2016.
Onze westerse maatschappij is een seculiere maatschappij. Wij zijn gewend aan een samenleving waar god niks met de organisatie van onze staat te maken heeft. De twee zijn netjes gescheiden. Je hoeft dus helemaal niet bezig te zijn met God om een plaatsje te vinden in onze maatschappij. Integendeel zelfs, wie te duidelijk met God bezig is wordt meewarig bekeken en links gelaten.
Dat was vroeger geleden nog wel even anders. Onze grootouders zijn nog opgevoed met de idee dat naar de zondagsmis gaan zo hoort. Religie zorgde er voor dat alles netjes bij het oude bleef. Vanaf de jaren zestig stormde er een emancipatiegolf door onze contreien en een heleboel heilige huisjes gingen tegen de vlakte. Eén van die heilige huisjes was het geloof: onze maatschappij besloot dat ze wel zonder God verder kon. Vanaf nu zouden we vrij zijn, los van God en gebod, en we zouden gelukkig zijn.
Het is één van de tegenstrijdigheden van vandaag dat mensen net minder gelukkig blijken. Van vrijheid krijgen we keuzestress. Dat geldt ook voor religie, raar maar waar. In vroeger tijden was er geen keuze: er was slechts één beginsel en dat was God. Godsdienst had het antwoord op alle vragen. De kerk en de inquisite zorgden er ook wel voor dat er geen plaats was voor twijfel aan dat adagio. Het is de tijd dat wetenschap en religie nog niet lijnrecht tegen elkaar stonden maar nog tesamen naar de wonderen van de wereld keken.
Naarmate er meer ruimte kwam voor twijfel, groeide de wetenschap. Twijfel is de voedingsbodem voor wetenschap: het stellen van de juiste vragen is wat de wetenschap vooruit drijft. Er waren ook andere antwoorden mogelijk dan enkel God: de Verlichting was geboren. Ondertussen is twijfel de norm geworden, maar de klepel is teveel doorgeslagen naar de andere kant. Waar religie onze maatschappij vroeger verbond, is die rol niet overgenomen door de wetenschap. Er is nu zoveel twijfel dat niemand nog lijkt te weten waar we voor staan. Iedereen is op zoek naar het houvast dat vroeger geboden werd door de godsdienst. De twijfel is zo dominant geworden dat je plots in alles kan geloven, en daar schuilt een gevaar in. Radicale religieuze ideeën vinden zo een vruchtbare voedingsbodem.
Het lijkt contradictorisch maar door het buitengooien van godsdienst is religie belangrijker geworden dan ooit. De seculiere maatschappijn waarvan we dachten dat we die hadden blijkt een utopie. We zijn niet massaal NIET in God gaan geloven, integendeel. In de Standaard van vandaag staat een interessant interview met Hans Boutellier, een Nederlandse filosoof die zich over dit onderwerp heeft gebogen. Hij heeft het over onze utopische seculiere maatschappij als het 'gedroomde godenrijk' waarbij iedereen zijn eigen God moet kunnen kiezen en we dat van elkaar moeten accepteren.
Volgens hem komt er daardoor ook weer meer ruimte voor de grote verhalen die ons vroeger verbonden. Die gezamenlijke traditionele verhalen geven ons het houvast waar we naar zoeken, maar dan niet opgelegd vanuit een hiërarchische structuur zoals de kerk maar van onderuit. Een gezamenlijk gevoel van iets groters, een godsgevoel dat we samen beleven en delen en dat ons dus bindt, dat is heel iets anders dan een verre God die hoog in de hemel op ons neerkijkt. Maar de rol van God - of het goddelijke - is dus actueler dan ooit.
Bron: MINTEN, Dominique. We zijn nog lang niet van God af. De Standaard, 04-02-2016.
Reacties