Het oorlogsgeheugen van Antwerpen
Het is koud en het regent. Deze zondag is er zo eentje dat je het liefst met een tas warme chocolademelk en een dikke deken op de zetel wil blijven zitten om samen met je lief naar oude zwartwitfilms van Audrey Hepburn en Spencer Tracy te kijken. Maar ik heb me aangemeld voor de wandeling op het Schoonselhof. De grote begraafplaats van Antwerpen wordt zo’n beetje als een mini Père Lachaise beschreven en ik ben er in die tien jaar dat ik hier al woon nog nooit geweest.
De oudervereniging van “de 25”, de scoutsgroep van ’t Kiel, doen wel vaker interessante uitstapjes. We zijn de wijngaarden al gaan bezoeken van de Kapittelberg in Herselt (en hebben uiteraard ook uitgebreid geproefd) en nu stond een geleide wandeling op ’t Schoonselhof op het programma. Bart lachte me uit toen ik me vol goede moed in mijn botinnen hees: hij bleef wel languit liggen in de zetel, met een tas warme koffie en biathlon op de TV.
Het Schoonselhof was oorspronkelijk helemaal geen kerkhof. Het kasteeldomein van 84 hektaren werd in 1911 door de stad Antweropen gekocht om er een kerkhof van te maken nadat de laatste eigenaar, Jules Moretus, was gestorven en zijn kasteel en het bijhorende park te koop werden gesteld. Tot in de 18de eeuw was het de gewoonte om de doden te begraven in en rond de kerk. Het was keizer Jozef II van Oostenrijk, die het ook bij ons voor het zeggen had, die via een dereet in 1784 ordonneerde dat de doden buiten de stad begraven moesten worden – en dus ook niet meer bij de kerk. Jozef probeerde een heleboel dingen te onttrekken aan de macht van de kerk en onder het toezicht van de staat te plaatsen. Ook begrafenissen hoorden daarbij. Voor Antwerpen betekende dat concreet dat het Groenkerkhof werd gesloten. Dat kerkhof lag in het hartje van de stad, in de schaduw van de kathedraal, en werd vanaf 1799 omgevormd tot de Groenplaats. Vanaf nu namen tweeandere kerkhoven buiten de stad de rol van het Groenkerkhof over, het Stuivenbergkerkhof – het huidige Stuivenbergplein – voor de parochies aan de noordkant van de stad en de Kielbegraafplaats – het huidige Kielpark – voor de zuidelijke parochies (samen met nog twee andere kleinere begraafplaatsen, die van Sint-Wilibrordus (gesloten in 1891) en die van Sint-Laurentius (gesloten in 1928)).
Met zijn keizerlijk decreet van 1804 bekrachtigde Napoleon dat van Jozef II. Net als zijn Oostenrijkse voorganger was Napoleon allergisch aan alles wat met de kerk te maken had. Het Stuivenbergkerkhof werd vanaf nu een stedelijke begraafplaats die niks meer te maken had met de kerk. Die tweedeling toont perfect de gespannen houding tussen kerk en staat in die jaren: op het katholieke parochiale Kielkerkhof met zijn grote en dure protserige grafmonumenten werden met veel pracht en praal de grote families uit de bourgeoisie ten grave gedragen, terwijl de stedelijke Stuivenbergbegraafplaats veel soberder was. Omdat de stad maar bleef groeien, was het Stuivenbergkerkhof tegen 1875 helemaal ingesloten. Stuivenberg werd gesloten en vanaf dan werd het kerkhof van het Kiel de officiële stedelijke begraafplaats.
Het is raar om te bedenken dat op de plaats waar nu zoveel kinderen komen spelen tot 1936 mensen werden begraven, al duurde het nog tot 1952 eer het kerkhof helemaal werd ontruimd en omgevormd tot een park. Het enige dat daat nog van getuigt is de structuur van de weggetjes die het park in zones verdelen en de majestueuze bomen die in het park staan en nog dateren uit de kerkhofjaren.
Het Kielkerkhof werd algauw echter te klein om al die doden op te vangen, te meer omdat de oude families van de stad hun status ook in de dood graag voor eeuwig aan iedereen wilden laten zien en niet van plan waren om plaats te ruimen voor diegenen die achter hen kwamen te gaan ...
Daarom maakte de stad gebruik van de buitenkans die de dood van Jules Moretus hen in 1911 bood en ze kochten zijn domein om er de nieuwe stedelijke begraafplaats van te maken. Stadsbouwmeester Van Mechelen had grootse plannen voor het domein maar jammer genoeg kwam de eerste wereldoorlog roet in het eten strooien. Nog voordat de plannen voor het nieuwe kerkhof konden worden uitgevoerd, moest hij al zorgen voor een ereperk voor gesneuvelde soldaten. Dat kreeg een plekje op de hoogste en daardoor enige droge plek van het domein. Op 28 augustus 1914 werd de eerste soldaat er begraven, de Duitse cavalerist Otto Zschocke, die in het gloednieuwe militair hospitaal van Berchem aan zijn verwondingen was bezweken. Het Schoonselhof zou soldaten en oudstrijders van alle nationaliteiten herbergen, 1.152 om precies te zijn, waarvan een groot deel stierf in het militair hospitaal, het Belgian Field Hospital of in één van de vele noodhospitalen die de stad rijk was, ook nadat Antwerpen in oktober 1914 in handen van de Duitsers was gevallen.
We lopen doorheen de ereperkjes, waar ook soldaten van de tweede wereldoorlog begraven liggen. Het miezert nog altijd en ik ben doorweekt en koud tot op het bot. Dat past op de ene of de andere manier wel bij de tristesse die uitgaat van zoveel nutteloze oorlogsdoden. De zerkjes zijn allemaal even klein en netjes onderhouden. We lezen de namen op de stenen. Al die jongens die hier een laatste rustplaats hebben gekregen, hopelijk hebben ze hier rust gevonden.
Het ereperk is verdeeld in verschillende zones voor de verschillende nationaliteiten. Het valt op hoe mondiaal de oorlog was: we zien Arabische grafstenen voor de Algerijnen die meevochten met de Fransen, Poolse grafstenen tussen de Canadese en Amerikaanse (de Polen zagen hun land volledig geannexeerd door Duitsland en konden nergens meer heen), ... Alleen de Duitse grafjes zijn weg, verplaatst naar één van de grotere Duitse oorlogskerkhoven zoals Langemark of Vladslo waar alle Duitse gesneuvelden zijn verzameld.
Alle perkjes zijn open en sereen. Dat was ook de bedoeling van de stadsbouwmeester. Hier zijn geen goeien of slechten meer, al deze jongens zijn evenzeer het slachtoffer van de waanzin die de eerste oorlog geweest moet zijn, of je nu Duitser, Italiaan, Roemeen, Brit, Pool, Belg of whatever was. Het is jammer dat de Britten, die ondertussen het beheer en het onderhoud van hun stukje oorlogskerkhof op zich hebben genomen, dat zo niet zien en een hek rond hun graven hebben gezet. Het lijkt of de eerste wereldoorlog na een eeuw nog niet helemaal gedaan is.
De oudervereniging van “de 25”, de scoutsgroep van ’t Kiel, doen wel vaker interessante uitstapjes. We zijn de wijngaarden al gaan bezoeken van de Kapittelberg in Herselt (en hebben uiteraard ook uitgebreid geproefd) en nu stond een geleide wandeling op ’t Schoonselhof op het programma. Bart lachte me uit toen ik me vol goede moed in mijn botinnen hees: hij bleef wel languit liggen in de zetel, met een tas warme koffie en biathlon op de TV.
Het Schoonselhof was oorspronkelijk helemaal geen kerkhof. Het kasteeldomein van 84 hektaren werd in 1911 door de stad Antweropen gekocht om er een kerkhof van te maken nadat de laatste eigenaar, Jules Moretus, was gestorven en zijn kasteel en het bijhorende park te koop werden gesteld. Tot in de 18de eeuw was het de gewoonte om de doden te begraven in en rond de kerk. Het was keizer Jozef II van Oostenrijk, die het ook bij ons voor het zeggen had, die via een dereet in 1784 ordonneerde dat de doden buiten de stad begraven moesten worden – en dus ook niet meer bij de kerk. Jozef probeerde een heleboel dingen te onttrekken aan de macht van de kerk en onder het toezicht van de staat te plaatsen. Ook begrafenissen hoorden daarbij. Voor Antwerpen betekende dat concreet dat het Groenkerkhof werd gesloten. Dat kerkhof lag in het hartje van de stad, in de schaduw van de kathedraal, en werd vanaf 1799 omgevormd tot de Groenplaats. Vanaf nu namen tweeandere kerkhoven buiten de stad de rol van het Groenkerkhof over, het Stuivenbergkerkhof – het huidige Stuivenbergplein – voor de parochies aan de noordkant van de stad en de Kielbegraafplaats – het huidige Kielpark – voor de zuidelijke parochies (samen met nog twee andere kleinere begraafplaatsen, die van Sint-Wilibrordus (gesloten in 1891) en die van Sint-Laurentius (gesloten in 1928)).
Met zijn keizerlijk decreet van 1804 bekrachtigde Napoleon dat van Jozef II. Net als zijn Oostenrijkse voorganger was Napoleon allergisch aan alles wat met de kerk te maken had. Het Stuivenbergkerkhof werd vanaf nu een stedelijke begraafplaats die niks meer te maken had met de kerk. Die tweedeling toont perfect de gespannen houding tussen kerk en staat in die jaren: op het katholieke parochiale Kielkerkhof met zijn grote en dure protserige grafmonumenten werden met veel pracht en praal de grote families uit de bourgeoisie ten grave gedragen, terwijl de stedelijke Stuivenbergbegraafplaats veel soberder was. Omdat de stad maar bleef groeien, was het Stuivenbergkerkhof tegen 1875 helemaal ingesloten. Stuivenberg werd gesloten en vanaf dan werd het kerkhof van het Kiel de officiële stedelijke begraafplaats.
Het is raar om te bedenken dat op de plaats waar nu zoveel kinderen komen spelen tot 1936 mensen werden begraven, al duurde het nog tot 1952 eer het kerkhof helemaal werd ontruimd en omgevormd tot een park. Het enige dat daat nog van getuigt is de structuur van de weggetjes die het park in zones verdelen en de majestueuze bomen die in het park staan en nog dateren uit de kerkhofjaren.
Het Kielkerkhof werd algauw echter te klein om al die doden op te vangen, te meer omdat de oude families van de stad hun status ook in de dood graag voor eeuwig aan iedereen wilden laten zien en niet van plan waren om plaats te ruimen voor diegenen die achter hen kwamen te gaan ...
Daarom maakte de stad gebruik van de buitenkans die de dood van Jules Moretus hen in 1911 bood en ze kochten zijn domein om er de nieuwe stedelijke begraafplaats van te maken. Stadsbouwmeester Van Mechelen had grootse plannen voor het domein maar jammer genoeg kwam de eerste wereldoorlog roet in het eten strooien. Nog voordat de plannen voor het nieuwe kerkhof konden worden uitgevoerd, moest hij al zorgen voor een ereperk voor gesneuvelde soldaten. Dat kreeg een plekje op de hoogste en daardoor enige droge plek van het domein. Op 28 augustus 1914 werd de eerste soldaat er begraven, de Duitse cavalerist Otto Zschocke, die in het gloednieuwe militair hospitaal van Berchem aan zijn verwondingen was bezweken. Het Schoonselhof zou soldaten en oudstrijders van alle nationaliteiten herbergen, 1.152 om precies te zijn, waarvan een groot deel stierf in het militair hospitaal, het Belgian Field Hospital of in één van de vele noodhospitalen die de stad rijk was, ook nadat Antwerpen in oktober 1914 in handen van de Duitsers was gevallen.
We lopen doorheen de ereperkjes, waar ook soldaten van de tweede wereldoorlog begraven liggen. Het miezert nog altijd en ik ben doorweekt en koud tot op het bot. Dat past op de ene of de andere manier wel bij de tristesse die uitgaat van zoveel nutteloze oorlogsdoden. De zerkjes zijn allemaal even klein en netjes onderhouden. We lezen de namen op de stenen. Al die jongens die hier een laatste rustplaats hebben gekregen, hopelijk hebben ze hier rust gevonden.
Het ereperk is verdeeld in verschillende zones voor de verschillende nationaliteiten. Het valt op hoe mondiaal de oorlog was: we zien Arabische grafstenen voor de Algerijnen die meevochten met de Fransen, Poolse grafstenen tussen de Canadese en Amerikaanse (de Polen zagen hun land volledig geannexeerd door Duitsland en konden nergens meer heen), ... Alleen de Duitse grafjes zijn weg, verplaatst naar één van de grotere Duitse oorlogskerkhoven zoals Langemark of Vladslo waar alle Duitse gesneuvelden zijn verzameld.
Alle perkjes zijn open en sereen. Dat was ook de bedoeling van de stadsbouwmeester. Hier zijn geen goeien of slechten meer, al deze jongens zijn evenzeer het slachtoffer van de waanzin die de eerste oorlog geweest moet zijn, of je nu Duitser, Italiaan, Roemeen, Brit, Pool, Belg of whatever was. Het is jammer dat de Britten, die ondertussen het beheer en het onderhoud van hun stukje oorlogskerkhof op zich hebben genomen, dat zo niet zien en een hek rond hun graven hebben gezet. Het lijkt of de eerste wereldoorlog na een eeuw nog niet helemaal gedaan is.
Reacties