De waggeldans

Bijen zijn hip tegenwoordig. Minstens twee of drie van onze vrienden hebben bijenkasten staan – waaronder Hamamelis! – en ook in steden als Antwerpen zijn “stadsimkers” aan het werk die lokale honing op de markt brengen. Steden blijken zelfs betere honing op te leveren omdat er minder met insecticiden wordt gespoten en bovendien meer bloemen worden geplant. En alle kinderen weten ondertussen al hoe ze een bijenhotel moeten maken (al dient dat niet voor honingbijen).

Bijen zijn bovendien interessante beestjes. Ze zijn sociaal en leven in grote groepen samen, wat een efficiënte sociale structuur en aandacht voor communicatie impliceert. Die communicatie is complex en gewoonweg fascinerend!


Een bijenkolonie is strak georganiseerd. Er zijn drie soorten bijen die elk hun vaste taak hebben: een koningin, darren en werksters.

Er is één koningin die het hart van de kolonie is. Alleen de koningin legt eieren en staat zo in voor het voortbestaan van het bijenvolk. Als de koningin ouder wordt, dan legt ze eitjes waaruit een paar nieuwe koninginnen geboren, waarvan er eentje de nieuwe koningin wordt. De oude koningin laat haar nest of kast aan de nieuwe koningin en vertrekt met de helft van de kolonie op zoek naar een nieuw onderkomen. Dat zijn de grote zwermen bijen die je soms aan een tak ziet plakken. Een imker houdt dus altijd goed zijn kasten in het oog en van zodra hij “koninginnebroed” – herkenbare eitjes waaruit koninginnen zullen komen – ziet, weet hij dat het volk binnenkort zal gaan uitzwermen. Het klinkt barbaars maar sommige imkers knippen één van de vleugeltjes van hun koningin een beetje bij zodat ze niet ver kan vliegen met haar volk. Zo kan de imker gemakkelijker zijn uitgezwermde bijenvolk terugvinden.

Als uit de eitjes nieuwe bijen moeten komen, dan zijn er uiteraard ook mannetjes nodig. Per kast heb je er zo’n tweehonderd, de darren. Die leven puur als dekhengst van de koningin. Behalve dat moeten ze niks doen. Ze worden onderhouden door de vrouwtjes. Met hun tienduizenden zijn ze, de werksters, en het zijn zij die de hele kast draaiende houden. Ze bouwen honingraten, verzamelen voedsel en zorgen voor de eitjes, de larven, de darren en de koningin.

Dat verzamelen van voedsel gebeurt heel efficient. In tegenstelling tot solitaire bijen, hommels en wespen, die maar zo’n beetje op goed geluk rondvliegen om fijne etensplekjes te vinden, hebben honingbijen een complex communicatiesysteem ontwikkeld om aan elkaar aan te geven waar die plekjes zich precies bevinden. Elk dier heeft uiteraard voedsel nodig om te kunnen overleven, maar dat zoeken naar voedsel kost ook kostbare energie. Het is dus een absolute plus als je dat foerageren zo efficiënt mogelijk kan doen. Daar hebben de bijen een supersysteem voor uitgevonden: de zogenaamde “waggeldans”.

Het was gedragsbioloog Karl von Frisch die in de jaren 60 ontdekte dat bijen elkaar kunnen vertellen waar de beste nectar te vinden is. Voor zijn onderzoek naar bijen kreeg hij in 1973 zelfs de Nobelprijs. Von Frisch zag hoe bijen elkaar informatie over voedselvindplaatsen doorgeven door een soort van dansje te maken op de honingraat. Bijen dansen een soort van achtje en schudden daarbij met hun achterlijf. De waggeldans was geboren.

Bijen eten nectar - een suikerige vloeistof - en stuif¬meel die ze uit bloemen halen. Als een werkster een grote voorraad voedsel heeft ontdekt, een veld vol bloeiende koolzaad bijvoorbeeld, dan vliegt ze terug naar haar kolonie om dat aan andere werksters te vertellen. Als ze terug in de bijenkast is, dan begint ze te dansen en die dans vertelt haar collega-werksters waar het voedsel zich bevindt.

Als dat in de dichte omgeving van de bijenkast is, dan danst ze gewoon een rondedansje. Ze loopt in cirkeltjes over een honingraat om de aandacht van de andere werksters te trekken. Hoe meer cirkeltjes ze danst, hoe groter de hoeveelheid voedsel. Omdat de bijen weten dat de plek in kwestie vlakbij moet zijn – binnen de 50m van hun kast – vliegen ze gewoon altijd grotere rondjes rond hun kast, tot ze gevonden hebben wat ze zochten. Omdat de dansende bij al bij de bewuste bloemen is geweest, draagt ze hun geur met zich mee. Zo weten de bijen welke soort bloemen ze moeten zoeken.


Maar de bijen doen nog veel beter! Bijen blijven uit gemakzucht misschien het liefst in de buurt van hun kast, toch kunnen ze kilometers ver vliegen op zoek naar nectar. En ook naar veel verder gelegen voedselwalhalla’s wijzen ze de weg naar hun collega’s. Ze vertellen hen in welke richting ze moeten vliegen en hoe ver de bloemenvoorraad zich bevindt. Ingewikkelde informatie communiceren is behoorlijk complex voor zo’n kleine beestjes! Toch doen ze het en wel met een ingewikkeldere versie van de bijendans waar veel meer informatie in zit.

De bovenste is bezig met haar waggeldansje om te vertellen waar er een interessante voedselvoorraad te vinden is.
De andere bijen “kijken” en leren zo waar ze naartoe moeten vliegen.
De bijen rondom de dansende bij “voelen” haar met hun voelsprieten en voelen ook he trillen van de raat als ze aan het dansen is. Zo werkt het systeem ook in een donkere bijenkast. Zelfs bijen die pas veel later vertrekken uit de bijenkast weten nog zonder problemen de aangeduide weg te vinden!

Bijen gebruiken de zon als orïentatiepunt. Als ze aan elkaar vertellen waar bepaalde bloemenveldjes zich bevinden, dan  gebruiken ze de zon dus als referentie.


In plaats van in cirkeltjes, lopen ze in achtjes op een honingraat, waarbij ze op bepaalde plekken stoppen en met hun achterlijf waggelen. Bijenraten staan verticaal ten opzichte van de grond. De richting waarin de acht gedanst wordt (ten opzichte van de zwaartekracht) vertelt in welke richting de voedselbron zich bevindt (ten opzichte van de stand van de zon). Als de bij loodrecht naar boven waggelt dan betekent het dat de uitgang loodrecht op de zon staat.

De richting van de middelste streep van de acht geeft de hoek aan die de voedselbron maakt met de zon. Dus als de bij loodrecht naar boven waggelt dan betekent het dat de voedselvoorraad loodrecht op de zon staat.

Als ze zich in de juiste richting heeft gezet, begint ze te kwispelen met haar achterlijf. Het is alsof ze met haar poep aan het schudden is, maar het heeft wel degelijk een functie. Hoe lang en hard ze kwispelt met haar achterlijf, vertelt iets over de afstand waarop de bloemen te vinden zijn. Dat kan verschillende kilometers ver zijn!


Ik vind het altijd plezant om bijen in ons kleine tuintje te zien. Vorig jaar hebben we zelfs speciaal lavendel geplant in de hoop wat meer bijen en vlinders aan te trekken – al heb ik er dit jaar nog niet veel gezien. Blijkbaar hebben ze de voedselvoorraad hier nog niet gevonden...

Reacties

Populaire posts van deze blog

De heksenrunen

Zuiverende eitjes: egg cleansing

De numerologie van je heksennaam