Ont-noemen (Staf Workshop)
Eén van de dingen die je leert als heks is dat je de wereld rondom je haarscherp moet kunnen aanvoelen. Ieder van ons ziet de wereld op een andere manier, geeft er een andere interpretatie aan, maakt er een ander idee van. Maar dat is precies wat het is: een idee. Achter die idee, vaak vastgeroest en een cliché, zit de echte realiteit. Denk aan Plato en de allegorie van de grot: wij zien enkel de schaduwen, de realiteit zien we niet. Om onze werkelijkheid als het ware af te pellen tot zijn kern, te ontdoen van alle laagjes fineer die erop zitten, kunnen we gebruik maken van de techniek van het ont-noemen.
Mensen hebben de gewoonte om alles in hokjes te willen stoppen, overal een etiketje op te willen plakken. Door iets te benoemen en uit te spreken, hebben we het gevoel dat we er controle over hebben. Het is iets oer- en oermenselijks: Adam deed (op vraag van God) met de dieren en gaf hen een naam die hun goddelijke en spirituele zijn moest uitdrukken. Volgens de Kabballah weerspiegelden de namen die Adam aan de dieren af hun goddelijke doordrongenheid. Door de dieren een naam te geven, werd hij echter de nummer één. Dat is één van de redenen waarom veel keltische godennamen zoals we die nu gebruiken eigenlijk helemaal geen namen maar titels zijn. De goden beperke door hen te benoemen, dat hoorde niet. De klassieke fantasy, die dikwijls de mosterd haalt bij voorchristelijke mythologie, staat er bol van: als je iemands “echte” naam kent, dan heb je macht over hem. Ik herinner me een mooi verhaal over hoe de mensheid al millennia lang op zoek was naar alle namen van God, toen een machine uitvond die meteen namen begon uit te spuwen, waarna de wereld ophield te bestaan nadat de laatste naam van het schermpje scrollde omdat die zoektocht naar het goddelijke net dat was waar het in de schepping om te doen was ... Eigenlijk zijn die namen dus niet belangrijk, maar wat er achter de namen schuil gaat. Het gaat niet om het etiketje maar om wat het wezen zelf is van het ding waar het etiketje op plakt. Om het ervaren, het voelen, er letterlijk bij stil te staan.
Dat intense contact met de wereld om ons heen, het zien van de schoonheid van de dingen zoals ze zijn, dat was het opzet van het volgende stukje van de Staf Workshop van Phyllis Currot. Fjierra had ons gevraagd om contact te maken met één van de elementen. Ik was naar zee geweest, al is dat in mijn ogen misschien meer een culminatie van alle elementen tegelijk (al liet het vuur van de zon me een beetje in de steek op die gure winterdag ). Als je aan de zee denkt, dan denk je echter vooral aan water en dus besloot ik om vanavond te gaan werken met het element water. Ik had een steen mee die ik op het strand van Heist had opgeraapt, om me te helpen terug te keren naar het element in kwestie en opnieuw contact te maken. De bedoeling was om het wezen van het element water – in mijn geval de zee – opnieuw te ontmoeten om het daarna te ont-noemen en te beschrijven op een manier waar geen enkele van de klassieke beschrijvende woorden in voorkwam, dus geen “zee”, of “water” of “schepen” enz. ...
Ik sta aan het water, net aan de vloedlijn. De zee strek zich eindeloos voor mij uit. In de verte zie ik de einder, waar het water en de lucht elkaar leken te raken. De lucht is lichtgrijs, het is een frisse winterdag, net zoals toen ik daar in Heist op het strand stond. Ook de zee is grijs, duizenden tinten van grijs die glinsteren in het bleke winterzonnetje. Links en rechts van mijn voeten grijpen watertentakels in het zand. Voor mij rijst een menselijke vorm op uit het water, glanzend zilver, vloeibaar, even groot als ik. Het wezen staat vlak voor mij en kijkt naar mij. Ik kijk naar het waterwezen, het kijkt terug. Ik moet denken aan die dag in juli, toen ik op eenzelfde manier stond te kijken naar een boomwezen, dat net zo intens terugkeek. Rechts van mij, nog net in mijn gezichtsveld, zie ik de Vrouwe van het Water, de wachter van het westen. Ze kijkt naar ons allebei.
Plots ben ik onder water. Ik ben even bang maar dan besef ik dat ik kan ademen. De kleur van het water rondom mij verandert: blauw, grijs, groen ... Het water is warm en ik zie overal vissen die zich van mij niks aantrekken. Boven me kan ik het felle licht van de zon zien rimpelen op het water. Het is prachtig. Ik zie het witte zand van de zeebodem, wrakken van oude schepen vol levendigheid en kleur als verborgen schatten, brokstukken van oude tempels en paleizen liggen overal verspreid ... Ik weet niet waar eerst kijken.
Dan ben ik terug boven. Ik sta opnieuw op het strand, mijn voeten in het water. Het waterwezen is verdwenen maar de Vrouwe van het Water is er nog steeds. Ze glijdt naar me toe met haar prachtige jurk van water, omhelst me terwijl ik verbouwereerd blijf stil staan, niet wetend wat ik nu moet doen. Dan is het alsof ze in duizenden druppels uit elkaar valt. Ze plenst rond me weg en is verdwenen. En dan valt het me op: ik ben helemaal niet nat.
Ze is oeroud en alwetend. Ze herbergt onmetelijke schatten van alle era’s en ze komt overal. Iedereen kent haar en houdt van haar. Ze is speels en nieuwsgierig en dartel. Al duizenden jaren vangt ze zandkorrels van haar broertje. Ze koketteert graag met de zon en tooit zich dan groen, blauw of grijs. Ze houdt van mensen en hun telkens nieuwe bouwsels die ze een plezierige uitdaging vindt. Soms doet ze zich pijn en dan verliest ze zichzelf in vernietigende woede maar ze is altijd berouwvol.
Reacties