Lords and ladies (covenbijeenkomst)
We hadden eigenlijk een ritueel gepland voor Moira maar omdat die ziek was, werd er geïmproviseerd en dook Elenor nogmaals haar Boek der Schaduwen in - en wij met haar - voor een tweede sjamanistisch luikje rond de Axis Mundi. In tegenstelling tot de eerste keer dat we het over die as tussen de werelden hadden, zouden we vanavond niet naar de onderwereld reizen, maar naar de bovenwereld. Jawel.
De bovenwereld is de astrale wereld waar de goden en godinnen huizen. De meesten onder ons reizen regelmatig naar de onderwereld en komen daar in contact met hun gidsen, krachtdieren, goden en godinnen. Die goden en godinnen komen echter speciaal naar beneden om ons te zien. Je kan echter ook zelf naar de bovenwereld reizen, al doen weinigen onder ons dat.
Ik reis meestal naar beneden via een deurtje in een tuinmuur. Daarachter ligt een wenteltrap die naar beneden draait. Als je eenmaal beneden bent, blijkt die wenteltrap een toren met kantelen te zijn. Van daaruit vertrekt een pad, waarlangs je op verschillende plekken kan komen. Eentje daarvan is een smal beekje dat links het bos in leidt en waar je over kan stappen om bij een groot gat in de wortels van een boom te komen. Daar start nog een trap, die naar een prachtige tuin leidt. Loop je het pad echter verder, dan kom je bij een rivier met een stenen brug. Ga je die over, dan kan je naar het kampement van Brigindhu.
Bij de zoektocht naar onze Axis Mundi was het mij al opgevallen dat de wenteltrap achter het deurtje in de tuinmuur niet alleen naar beneden ging, maar ook naar boven. Dat was mij eerder nog nooit opgevallen. Ik had er alleszins nooit aandacht aan besteed. Dat zou ik vanavond dus wel gaan doen :-)
We zouden naar de bovenwereld reizen met een specifiek doel voor ogen: heling vragen voor diegenen onder ons die het kunnen gebruiken. Moira was ziek, Hamamelis had een verschrikkelijke migraine, Fjierra zit op haar tandvlees, enz. ... We kozen allemaal iemand uit het rijtje om daar boven hulp en genezing voor te vragen. Ik besloot hulp te vragen voor Hamamelis.
Ik zag mezelf zitten in mijn tuin. Nu is het nog steeds een groene wildernis met rommel, maar in mijn hoofd was de tuin al helemaal klaar. Ik zakte als het ware in mijn lijf en zag het deurtje in de muur, waar in het echt helemaal geen deurtje zit. Ik liet de energie van alles wat ik zag en hoorde en voelde in mij vloeien. De energie van de maan, van de wind in mijn haar, van het gras dat ik kon horen ruisen, van de beestjes die ik hoorde schuifelen in het struikgewas ... alles nam ik in mij op om zoveel mogelijk energie te hebben om te focussen.
Dan open ik het deurtje en loop de wenteltrap naar boven. Voor me fladderde een witte vlinder mee de trap naar boven. Boven leek geen deurtje te zijn, alleen een gat. Daar stond ik dan. Ik was helemaal groggy en traag in mijn hoofd, en ik herkende dat gevoel van de weinige keren dat ik zo verschrikkelijk dronken was, dat ik op de grens van een black out zat (jawel, ik ben ooit jonger geweest :-)). Op die momenten lijkt het wel alsof je geest zo goed als los is van je lichaam en je dat laatste enkel per ongeluk nog met je meetorst. Nochthans kon ik mijn lijf heel goed voelen, en daar was absoluut niks mis mee. Het duurde even voor ik weer bij mijn positieven was en aandacht kon opbrengen voor mijn omgeving. Heel raar.
Voor me zag ik een weids landschap, groen gras, als een aangelegd Engels park, met enorme keurig kortgemaaide grasperken en hier en daar een perfect geplaatste boom. In de verte zag ik een grote mansion liggen, stijl Chatsworth House. Over alles lag een soort van witte waas, alles was flou, alsof alles overbelicht was. Speciaal.
Elenor had ons gezegd dat we iemand zouden tegenkomen die onze gids zou zijn in deze wereld en dat we daarop moesten wachten. Het was niet de bedoeling dat we onuitgenodigd doorheen de wereld van de goden zouden gaan struinen. Er was niemand te zien. Ik hoopte eigenlijk om Brigindhu te zien. Na mijn laatste ervaringen had ik haar nog steeds niet gezien. Ik aarzelde. Wat moest ik nu? Toen zag ik een schaduw voor me in het gras en over mijn voeten vallen. Het was een man. Hij droeg een pak van bruine tweed en zwarte handschoenen. Zijn gezicht kon ik niet zien, zoals altijd leek het alsof ik twee gezichten tegelijk door elkaar heen zag flikkeren, maar ik kon wel de bolhoed zien op zijn hoofd. Het leek wel het archetype van de Engelse landheer. Wie was dit? Die zwarte lederen handschoenen boezemden me achterdocht in, kon ik deze heer wel vertrouwen? Toen zag ik de witte vlinder weer. Die streek neer op één van de handen in zwart leer en vouwde daar zachtjes zijn vleugeltjes open en dicht. Het beestje bleef kalm zitten en scheen zich daar goed te voelen. Ik besloot de man te vertrouwen.
Toen stond ik bij een laag boompje, of was het een soort van struik? Er stonden tal van grote witte kelkbloemen aan de struik. De man plukte één van die witte bloemen en gaf hem aan mij. Ik nam hem aan en hield hem voorzichtig vast bij de korte steel. Was die voor mij of was hij voor Hamamelis? Ik bekeek de bloem wat aandachtiger. Het leek wel een ammarylis, met fragiele witte bloembladeren en grote meeldraden, maar die groeien niet aan de bomen.
Toen zag ik de pols van de man. Tussen zijn tweed mouw en zijn zwarte leren handschoen, zag ik een gouden armband. Niet meteen wat ik zou verwachten van zo'n keurige nette Engelse landheer. Ik zag hoe hij met zijn andere hand een extra armband omdeed. Die was van glanzend, zwart leer, heel dun, en versierd met goud. Ik weet niet waarom, maar ik wist dat hij hem had gekregen als beloning voor zijn tijd met mij. Maar van wie? Van Brigindhu, omdat zij om de ene of de andere reden geen rechtstreeks contact met mij mag of kan hebben?
Daarna maakte de hand in de leren handschoen plaats voor een oude hand, gerimpeld, met bruine vlekjes, en versierd met een grote ring met een barnsteen, of een andere steen die daarop lijkt. Ik zag een close up van de bovenkant van een vrouwenhoofd, met oeroude donkere ogen die mij strak en koud aankeken vanuit een gerimpeld gezicht. Haar haar was gitzwart en ze droeg een smalle zilveren band om haar hoofd met op haar voorhoofd het symbool van de drievoudige maan. De onderkant van haar gezicht kon ik niet zien, alleen haar ogen. Toen gaf ze mij een zwart doorschijnend zakje. Ik herkende noten in het zakje, maar toen ik beter keek zag ik dat het kastanjes waren. Toen was ze weg. Daar stond ik dan, aarzelend, in de ene hand de witte bloem en in de andere een zakje kastanjes. En nu?
Ik stond weer in het kortgemaaide gras. In de verte zag ik de mansion, maar deze keer zag ik voor het landhuis een lange tafel met stoelen staan. Ze was prachtig gedekt met witte linnen tafellakens, fijn porselein en schitterende kristallen glazen. Ik werd er op de ene of de andere manier naartoe gezogen en vloog over het tafeloppervlak. De tafel was oneindig lang. Ik zoefde over het tafellinnen, tussen de kristallen wijnglazen en dat bleef maar duren. In de verte kon ik iemand aan het hoofdeinde zien zitten. Ik kon niet goed zien wie maar toen ik me concentreerde op die figuur die daar kalmpjes zat te eten, kon ik zien dat het een enorm everzwijn was. Bedienden brachten grote bossen kruiden en planten aan, die het beest smakelijk verorberde. Hij at heel netjes, met mes en vork, zoals het een edelman betaamt. Ik had de indruk dat hij heel goed wist dat ik daar was en dat hij mij al verwachtte...
Toen was de tafel en het landhuis en alles plots weg. Verwilderd keek ik rondom mij. Overal hing mist, alsof ze bijna tastbaar was, zo dik. Ik kon geen hand voor de ogen zien. Het was er koud en donker. Ik strompelde maar wat voor me uit, waar was die Engelsman nu? Voor mij liep plots een grote witte wolf. Die stopte even, draaide zich om en keek mij aan. Ik weet niet wat hij dacht, maar hij draaide zich weer om en verdween in de mist. Naast me zag ik een enorme krokodil opduiken die gewoon doorliep en weer oploste in de mist. WTF?! Was ik hier wel veilig? En hoe geraakte ik hier ooit uit weg?! Toen zag ik de witte vlinder opduiken uit de mist en voor me uitvliegen. En toen was de man er ook. Hij keek me aan en ging verder. Haastig volgde ik hem, zijn rug nauwelijks zichtbaar in de mist. De vlinder vloog nog steeds vlak voor me en ik concentreerde me op het diertje. Overal rondom ons zag ik dieren in de mist opduiken en weer verdwijnen, hun ogen soms gloeiend in die witte wereld. Ze keken me aan maar deden me niks.
En toen stonden we weer in het gras. Voor me zag ik een deurgat in een rots. Het leek wel zoiets als Newgrange, maar dan zonder de labyrinthsteen voor de ingang. In het deurgat hingen leren gordijnen. Ik dacht dat ik opnieuw aan de Axis Mundi stond en wilde net binnenstappen, toen er een hand verscheen die de gordijnen opensloeg. Geschrokken zette ik een stap achteruit. Was het nog niet gedaan? Ik had toch al waarvoor ik was gekomen? Voor me stond een oude vrouw. Ze liep een beetje krom en was helemaal in het zwart gekleed. Ze had lang grijs haar dat ze in twee staarten links en rechts van haar gezicht had verdeeld. De staarten waren in het midden en op het einde van elke staart vastgemaakt met leren bandjes. Ze zei niks.
Toen waren we binnen in de grot achter het gordijn. De grot had een laag plafond, helemaal zwart beslagen van het roet. Het was er donker, alleen het licht van het deurgat en van het vuur zorgden ervoor dat ik kon zien waar ik was. Het was er rommelig. In het midden van de grot stonden lange houten tafels vol met vanalles. Ik zag hoe de oude vrouw de witte bloem en de kastanjes in een grote vijzel deed en alles tot een dikke brij bijeen pulpte. Ze deed er nog kruiden bij die bekend roken, maar die ik toch niet kon thuisbrengen.
Ze rolde balletjes van het mengsel, legde die op een soort van barbecuerooster in het vuur. Ik begreep dat die balletjes voor Hamamelis waren. Haar migraine zat in die balletjes. Toen duwde ze ons hush hush naar buiten. Ongeduldig wapperde ze met haar handen, ze had gedaan wat ze had moeten doen en nu moesten we weg.
Ik stond opnieuw op mijn wenteltrap, en wilde naar beneden gaan toen ik me bedacht dat ik de man nog wilde bedanken. Ik keek om, naar de man die in het deurgat stond. De vlinder fladderde nog steeds om me heen. Vliegensvlug liet hij zijn hand uitschieten, greep de vlinder en kneep die fijn in zijn hand. Ik schrok. Had ik me vergist? Toen opende hij zijn hand weer en de vlinder vloog eruit. Alleen was het geen vlinder, maar een piepklein leeuwtje met vleugels, even groot als de vlinder was geweest. Het leeuwtje fladderde langs me heen naar beneden en verbluft keek ik het na. Toen stormde een gigantisch paard met vleugels langs me heen, achter het leeuwtje aan. Het beest was werkelijk enorm en hoe het doorheen die wenteltrap kon vliegen was me een raadsel, maar ik wist wat ik had gezien. Ik was perplex. Die pegasus kwam niet voor mij maar voor dat leeuwtje, dat wist ik zeker. Ik moest denken aan het verhaal van de gelaarsde kat, waarin die de slechte reus te slim af is door hem uit te dagen een muis te worden, waarna hij hem met één hap opat. Was ik getuige van een soort van wedloop tussen de goden? En was ik misschien de inzet? Ik moest er niet aan denken.
Toen zag ik mezelf weer zitten in mijn tuin. Opgelucht haalde ik adem. Ik was weer terug. Het was 20u10. Ik hoopte dat Hamamelis zich al een beetje beter voelde ...
De bovenwereld is de astrale wereld waar de goden en godinnen huizen. De meesten onder ons reizen regelmatig naar de onderwereld en komen daar in contact met hun gidsen, krachtdieren, goden en godinnen. Die goden en godinnen komen echter speciaal naar beneden om ons te zien. Je kan echter ook zelf naar de bovenwereld reizen, al doen weinigen onder ons dat.
Ik reis meestal naar beneden via een deurtje in een tuinmuur. Daarachter ligt een wenteltrap die naar beneden draait. Als je eenmaal beneden bent, blijkt die wenteltrap een toren met kantelen te zijn. Van daaruit vertrekt een pad, waarlangs je op verschillende plekken kan komen. Eentje daarvan is een smal beekje dat links het bos in leidt en waar je over kan stappen om bij een groot gat in de wortels van een boom te komen. Daar start nog een trap, die naar een prachtige tuin leidt. Loop je het pad echter verder, dan kom je bij een rivier met een stenen brug. Ga je die over, dan kan je naar het kampement van Brigindhu.
Bij de zoektocht naar onze Axis Mundi was het mij al opgevallen dat de wenteltrap achter het deurtje in de tuinmuur niet alleen naar beneden ging, maar ook naar boven. Dat was mij eerder nog nooit opgevallen. Ik had er alleszins nooit aandacht aan besteed. Dat zou ik vanavond dus wel gaan doen :-)
We zouden naar de bovenwereld reizen met een specifiek doel voor ogen: heling vragen voor diegenen onder ons die het kunnen gebruiken. Moira was ziek, Hamamelis had een verschrikkelijke migraine, Fjierra zit op haar tandvlees, enz. ... We kozen allemaal iemand uit het rijtje om daar boven hulp en genezing voor te vragen. Ik besloot hulp te vragen voor Hamamelis.
Ik zag mezelf zitten in mijn tuin. Nu is het nog steeds een groene wildernis met rommel, maar in mijn hoofd was de tuin al helemaal klaar. Ik zakte als het ware in mijn lijf en zag het deurtje in de muur, waar in het echt helemaal geen deurtje zit. Ik liet de energie van alles wat ik zag en hoorde en voelde in mij vloeien. De energie van de maan, van de wind in mijn haar, van het gras dat ik kon horen ruisen, van de beestjes die ik hoorde schuifelen in het struikgewas ... alles nam ik in mij op om zoveel mogelijk energie te hebben om te focussen.
Dan open ik het deurtje en loop de wenteltrap naar boven. Voor me fladderde een witte vlinder mee de trap naar boven. Boven leek geen deurtje te zijn, alleen een gat. Daar stond ik dan. Ik was helemaal groggy en traag in mijn hoofd, en ik herkende dat gevoel van de weinige keren dat ik zo verschrikkelijk dronken was, dat ik op de grens van een black out zat (jawel, ik ben ooit jonger geweest :-)). Op die momenten lijkt het wel alsof je geest zo goed als los is van je lichaam en je dat laatste enkel per ongeluk nog met je meetorst. Nochthans kon ik mijn lijf heel goed voelen, en daar was absoluut niks mis mee. Het duurde even voor ik weer bij mijn positieven was en aandacht kon opbrengen voor mijn omgeving. Heel raar.
Voor me zag ik een weids landschap, groen gras, als een aangelegd Engels park, met enorme keurig kortgemaaide grasperken en hier en daar een perfect geplaatste boom. In de verte zag ik een grote mansion liggen, stijl Chatsworth House. Over alles lag een soort van witte waas, alles was flou, alsof alles overbelicht was. Speciaal.
Elenor had ons gezegd dat we iemand zouden tegenkomen die onze gids zou zijn in deze wereld en dat we daarop moesten wachten. Het was niet de bedoeling dat we onuitgenodigd doorheen de wereld van de goden zouden gaan struinen. Er was niemand te zien. Ik hoopte eigenlijk om Brigindhu te zien. Na mijn laatste ervaringen had ik haar nog steeds niet gezien. Ik aarzelde. Wat moest ik nu? Toen zag ik een schaduw voor me in het gras en over mijn voeten vallen. Het was een man. Hij droeg een pak van bruine tweed en zwarte handschoenen. Zijn gezicht kon ik niet zien, zoals altijd leek het alsof ik twee gezichten tegelijk door elkaar heen zag flikkeren, maar ik kon wel de bolhoed zien op zijn hoofd. Het leek wel het archetype van de Engelse landheer. Wie was dit? Die zwarte lederen handschoenen boezemden me achterdocht in, kon ik deze heer wel vertrouwen? Toen zag ik de witte vlinder weer. Die streek neer op één van de handen in zwart leer en vouwde daar zachtjes zijn vleugeltjes open en dicht. Het beestje bleef kalm zitten en scheen zich daar goed te voelen. Ik besloot de man te vertrouwen.
Toen stond ik bij een laag boompje, of was het een soort van struik? Er stonden tal van grote witte kelkbloemen aan de struik. De man plukte één van die witte bloemen en gaf hem aan mij. Ik nam hem aan en hield hem voorzichtig vast bij de korte steel. Was die voor mij of was hij voor Hamamelis? Ik bekeek de bloem wat aandachtiger. Het leek wel een ammarylis, met fragiele witte bloembladeren en grote meeldraden, maar die groeien niet aan de bomen.
Toen zag ik de pols van de man. Tussen zijn tweed mouw en zijn zwarte leren handschoen, zag ik een gouden armband. Niet meteen wat ik zou verwachten van zo'n keurige nette Engelse landheer. Ik zag hoe hij met zijn andere hand een extra armband omdeed. Die was van glanzend, zwart leer, heel dun, en versierd met goud. Ik weet niet waarom, maar ik wist dat hij hem had gekregen als beloning voor zijn tijd met mij. Maar van wie? Van Brigindhu, omdat zij om de ene of de andere reden geen rechtstreeks contact met mij mag of kan hebben?
Daarna maakte de hand in de leren handschoen plaats voor een oude hand, gerimpeld, met bruine vlekjes, en versierd met een grote ring met een barnsteen, of een andere steen die daarop lijkt. Ik zag een close up van de bovenkant van een vrouwenhoofd, met oeroude donkere ogen die mij strak en koud aankeken vanuit een gerimpeld gezicht. Haar haar was gitzwart en ze droeg een smalle zilveren band om haar hoofd met op haar voorhoofd het symbool van de drievoudige maan. De onderkant van haar gezicht kon ik niet zien, alleen haar ogen. Toen gaf ze mij een zwart doorschijnend zakje. Ik herkende noten in het zakje, maar toen ik beter keek zag ik dat het kastanjes waren. Toen was ze weg. Daar stond ik dan, aarzelend, in de ene hand de witte bloem en in de andere een zakje kastanjes. En nu?
Ik stond weer in het kortgemaaide gras. In de verte zag ik de mansion, maar deze keer zag ik voor het landhuis een lange tafel met stoelen staan. Ze was prachtig gedekt met witte linnen tafellakens, fijn porselein en schitterende kristallen glazen. Ik werd er op de ene of de andere manier naartoe gezogen en vloog over het tafeloppervlak. De tafel was oneindig lang. Ik zoefde over het tafellinnen, tussen de kristallen wijnglazen en dat bleef maar duren. In de verte kon ik iemand aan het hoofdeinde zien zitten. Ik kon niet goed zien wie maar toen ik me concentreerde op die figuur die daar kalmpjes zat te eten, kon ik zien dat het een enorm everzwijn was. Bedienden brachten grote bossen kruiden en planten aan, die het beest smakelijk verorberde. Hij at heel netjes, met mes en vork, zoals het een edelman betaamt. Ik had de indruk dat hij heel goed wist dat ik daar was en dat hij mij al verwachtte...
Toen was de tafel en het landhuis en alles plots weg. Verwilderd keek ik rondom mij. Overal hing mist, alsof ze bijna tastbaar was, zo dik. Ik kon geen hand voor de ogen zien. Het was er koud en donker. Ik strompelde maar wat voor me uit, waar was die Engelsman nu? Voor mij liep plots een grote witte wolf. Die stopte even, draaide zich om en keek mij aan. Ik weet niet wat hij dacht, maar hij draaide zich weer om en verdween in de mist. Naast me zag ik een enorme krokodil opduiken die gewoon doorliep en weer oploste in de mist. WTF?! Was ik hier wel veilig? En hoe geraakte ik hier ooit uit weg?! Toen zag ik de witte vlinder opduiken uit de mist en voor me uitvliegen. En toen was de man er ook. Hij keek me aan en ging verder. Haastig volgde ik hem, zijn rug nauwelijks zichtbaar in de mist. De vlinder vloog nog steeds vlak voor me en ik concentreerde me op het diertje. Overal rondom ons zag ik dieren in de mist opduiken en weer verdwijnen, hun ogen soms gloeiend in die witte wereld. Ze keken me aan maar deden me niks.
En toen stonden we weer in het gras. Voor me zag ik een deurgat in een rots. Het leek wel zoiets als Newgrange, maar dan zonder de labyrinthsteen voor de ingang. In het deurgat hingen leren gordijnen. Ik dacht dat ik opnieuw aan de Axis Mundi stond en wilde net binnenstappen, toen er een hand verscheen die de gordijnen opensloeg. Geschrokken zette ik een stap achteruit. Was het nog niet gedaan? Ik had toch al waarvoor ik was gekomen? Voor me stond een oude vrouw. Ze liep een beetje krom en was helemaal in het zwart gekleed. Ze had lang grijs haar dat ze in twee staarten links en rechts van haar gezicht had verdeeld. De staarten waren in het midden en op het einde van elke staart vastgemaakt met leren bandjes. Ze zei niks.
Toen waren we binnen in de grot achter het gordijn. De grot had een laag plafond, helemaal zwart beslagen van het roet. Het was er donker, alleen het licht van het deurgat en van het vuur zorgden ervoor dat ik kon zien waar ik was. Het was er rommelig. In het midden van de grot stonden lange houten tafels vol met vanalles. Ik zag hoe de oude vrouw de witte bloem en de kastanjes in een grote vijzel deed en alles tot een dikke brij bijeen pulpte. Ze deed er nog kruiden bij die bekend roken, maar die ik toch niet kon thuisbrengen.
Ze rolde balletjes van het mengsel, legde die op een soort van barbecuerooster in het vuur. Ik begreep dat die balletjes voor Hamamelis waren. Haar migraine zat in die balletjes. Toen duwde ze ons hush hush naar buiten. Ongeduldig wapperde ze met haar handen, ze had gedaan wat ze had moeten doen en nu moesten we weg.
Ik stond opnieuw op mijn wenteltrap, en wilde naar beneden gaan toen ik me bedacht dat ik de man nog wilde bedanken. Ik keek om, naar de man die in het deurgat stond. De vlinder fladderde nog steeds om me heen. Vliegensvlug liet hij zijn hand uitschieten, greep de vlinder en kneep die fijn in zijn hand. Ik schrok. Had ik me vergist? Toen opende hij zijn hand weer en de vlinder vloog eruit. Alleen was het geen vlinder, maar een piepklein leeuwtje met vleugels, even groot als de vlinder was geweest. Het leeuwtje fladderde langs me heen naar beneden en verbluft keek ik het na. Toen stormde een gigantisch paard met vleugels langs me heen, achter het leeuwtje aan. Het beest was werkelijk enorm en hoe het doorheen die wenteltrap kon vliegen was me een raadsel, maar ik wist wat ik had gezien. Ik was perplex. Die pegasus kwam niet voor mij maar voor dat leeuwtje, dat wist ik zeker. Ik moest denken aan het verhaal van de gelaarsde kat, waarin die de slechte reus te slim af is door hem uit te dagen een muis te worden, waarna hij hem met één hap opat. Was ik getuige van een soort van wedloop tussen de goden? En was ik misschien de inzet? Ik moest er niet aan denken.
Toen zag ik mezelf weer zitten in mijn tuin. Opgelucht haalde ik adem. Ik was weer terug. Het was 20u10. Ik hoopte dat Hamamelis zich al een beetje beter voelde ...
Reacties