De zuivering van het vuur (helingsritueel)
Omdat we deze maand werken met het element vuur bij Hagazussa en Amma Devi, heeft Elenor ook het maandelijkse helingsritueel uitgewerkt met het element vuur als rode draad.
Nadat we het altaar hebben versierd met de spulletjes die we hebben meegebacht en de cirkel hebben getrokken, gaan we de spirits van het zuiden uitnodigen om heling te vragen voor iedereen die ons heeft gevraagd om voor hen te werken vanavond. Ze zijn met z’n zevenen: Lin, Elena, Bert, Lu, Valerie, Hanneke en Kyra.
Boven mijn hoofd hangt de zon, groot, geel en stralend. Ik sta midden in de straal felwit licht die uit de zon naar beneden valt. Het licht voelt warm en weldoend en vult mij helemaal. Mijn aura is helemaal licht. Dan blazen we met ons drieën ons aura op tot het één grote bol licht is die ons alledrie omvat.
Ik zie in het felle licht vaag zeven gestalten staan. Het zijn de schimmen van de zeven mensen waarvoor we vanavond heling vragen. Dan zie ik de vuurjongen met zijn vlammende haar. Hij grijnst en zwaait naar me. Een beetje verderop zie ik een grote gier zitten. Is dat geen dier van lucht? Maar ik herinner me hoe zo’n gier mijn zwartgeblakerde gebeente ooit heeft schoongepikt en ik begrijp dat hij erbij hoort.
Ik hoor getrompetter. Een gigantische olifant komt traag en majestueus aangewandeld. Op zijn rug zit een heel rijkelijk versierde draagmand met een knalrood zijden dak. Ik zie overal goud en felgekleurde zijde. Alles schreeuwt luxe en rijkdom. Ik zie iemand zitten daarboven, maar ik kan niet zien wie of wat. De olifant blijft staan, net binnen de cirkel van helwit licht.
De vuurjongen loopt naar voor en blaast vuur naar de twee eerste schimmen, net zoals ik vliegkusjes blaas naar Kaat en Dries als ze gaan slapen. De twee gestalten vatten meteen vlam. Ze bewegen niet. Ze reageren helemaal niet op het vuur dat hen omringt. Ze worden levende toortsen. Ik zie hen zwart in het midden van het flakkerende vuur. De vijf andere gestalten vatte ook vlam. Ik weet niet hoe maar ik heb het gevoel dat de olifant en zijn berijder hier achter zitten.
De zeven gestalten vlammen helemaal op. Dan doven de vlammen. Ik ben zeker dat ook dat het werk is van de berijder van de olifant. Ik zie de zeven mensen staan. Ik herken hun trekken. Ze staan daar bewegingsloos, als zeven grijze beelden. Toch voel ik het leven in hen. Het zijn niet echt standbeelden. Het is alsof ze op iets wachten. Dan blaast de vuurjongen nog eens naar hen, maar deze keer komen er geen vlammen uit zijn mond. De zeven figuren vallen helemaal uiteen in een hoop grijze asse, die wegvliegt in de wind. De olifant blaast ook met zijn slurf heen en weer. Van de zeven personen die zonet nog voor me stonden is geen spoor meer.
De olifant draait zich om en vertrekt. Ook de gier zie ik niet meer. Die heb ik helemaal niet zien vertrekken. De vuurjongen draait zich naar me toe en blaast mij op zijn hand nog een klein vliegvlammetje toe. Dan vertrekt ook hij.
De zon boven mijn hoofd is nu helemaal rood en wordt steeds donkerder. Ik laat ze opnieuw vollopen met licht maar dat gaat heel moeizaam. Dan staat de vuurjongen plots voor me. Hij blaast een vlam in mijn gezicht. Ik schrik en adem de vlam in. De zon wordt weer helemaal helder. Als de jongen dat ziet, grijnst hij en verdwijnt.
Nadat we het altaar hebben versierd met de spulletjes die we hebben meegebacht en de cirkel hebben getrokken, gaan we de spirits van het zuiden uitnodigen om heling te vragen voor iedereen die ons heeft gevraagd om voor hen te werken vanavond. Ze zijn met z’n zevenen: Lin, Elena, Bert, Lu, Valerie, Hanneke en Kyra.
Boven mijn hoofd hangt de zon, groot, geel en stralend. Ik sta midden in de straal felwit licht die uit de zon naar beneden valt. Het licht voelt warm en weldoend en vult mij helemaal. Mijn aura is helemaal licht. Dan blazen we met ons drieën ons aura op tot het één grote bol licht is die ons alledrie omvat.
Ik zie in het felle licht vaag zeven gestalten staan. Het zijn de schimmen van de zeven mensen waarvoor we vanavond heling vragen. Dan zie ik de vuurjongen met zijn vlammende haar. Hij grijnst en zwaait naar me. Een beetje verderop zie ik een grote gier zitten. Is dat geen dier van lucht? Maar ik herinner me hoe zo’n gier mijn zwartgeblakerde gebeente ooit heeft schoongepikt en ik begrijp dat hij erbij hoort.
Ik hoor getrompetter. Een gigantische olifant komt traag en majestueus aangewandeld. Op zijn rug zit een heel rijkelijk versierde draagmand met een knalrood zijden dak. Ik zie overal goud en felgekleurde zijde. Alles schreeuwt luxe en rijkdom. Ik zie iemand zitten daarboven, maar ik kan niet zien wie of wat. De olifant blijft staan, net binnen de cirkel van helwit licht.
De vuurjongen loopt naar voor en blaast vuur naar de twee eerste schimmen, net zoals ik vliegkusjes blaas naar Kaat en Dries als ze gaan slapen. De twee gestalten vatten meteen vlam. Ze bewegen niet. Ze reageren helemaal niet op het vuur dat hen omringt. Ze worden levende toortsen. Ik zie hen zwart in het midden van het flakkerende vuur. De vijf andere gestalten vatte ook vlam. Ik weet niet hoe maar ik heb het gevoel dat de olifant en zijn berijder hier achter zitten.
De zeven gestalten vlammen helemaal op. Dan doven de vlammen. Ik ben zeker dat ook dat het werk is van de berijder van de olifant. Ik zie de zeven mensen staan. Ik herken hun trekken. Ze staan daar bewegingsloos, als zeven grijze beelden. Toch voel ik het leven in hen. Het zijn niet echt standbeelden. Het is alsof ze op iets wachten. Dan blaast de vuurjongen nog eens naar hen, maar deze keer komen er geen vlammen uit zijn mond. De zeven figuren vallen helemaal uiteen in een hoop grijze asse, die wegvliegt in de wind. De olifant blaast ook met zijn slurf heen en weer. Van de zeven personen die zonet nog voor me stonden is geen spoor meer.
De olifant draait zich om en vertrekt. Ook de gier zie ik niet meer. Die heb ik helemaal niet zien vertrekken. De vuurjongen draait zich naar me toe en blaast mij op zijn hand nog een klein vliegvlammetje toe. Dan vertrekt ook hij.
De zon boven mijn hoofd is nu helemaal rood en wordt steeds donkerder. Ik laat ze opnieuw vollopen met licht maar dat gaat heel moeizaam. Dan staat de vuurjongen plots voor me. Hij blaast een vlam in mijn gezicht. Ik schrik en adem de vlam in. De zon wordt weer helemaal helder. Als de jongen dat ziet, grijnst hij en verdwijnt.
Reacties