(Kracht van het element - winter - aarde)

Het is donker. Aan weerskanten van het pad steekt het donkere silhouet van de besneeuwde dennen af tegen de nachtelijke hemel. Die is diep donkerblauw en bezaaid met sterren. Het is winter en het is koud. Ik kan de wolkjes zien die ik uitblaas. 

Ik loop op een pad, onderweg om kennis te maken met de spirit van het element aarde en hem om zegeningen te vragen. Kaat en ik hebben net een vraag op een papiertje gezet en die tijdens het ritueel van Elenor in een appel gestoken, op de plek waar de zaadjes zitten, en die gaat achteraf de aarde in, zodat onze wensen kunnen ontkiemen. 



In de verte zie ik iemand aankomen. Het is donker, dus ik kan niet goed zien wie het is. Als we dichter bij elkaar zijn gekomen, moet ik onwillekeurig lachen. Voor me zie ik een faun, met hoorntjes en bokkenpootjes. Komt het nu door het winterse sneeuwlandschap rondom ons of omdat ik bezig ben met de voorbereiding van een wintervisualisatie voor de volgende covenbijeenkomst, ik weet het niet, maar met zijn warme wollen sjaal met franjes lijkt hij zo weggelopen uit Narnia (en het helpt ook niet dat er een winters Narniamuziekje opstaat :-)). Als dit de spirit van het element aarde is, dan is hij niet wat ik had verwacht! 

De faun neemt me mee weg van het pad, tussen de donkere bomen de diepsneeuw in. In de verte zie ik een bleekblauw lichtje. Daar gaan we naartoe.  

We komen op een kleine open plek tussen de bomen. Aan een klein vuurtje zit een man die me meteen aan de kerstman doet denken, maar dan een minder afgelikte versie. Hij heeft geen rode maar een witte bontjas aan en het is alsof zijn lange witte baard overgaat in zijn jas. Ik kan niet zien waar zijn baard eindigt en waar zijn bontjas begint, want het bont van zijn jas lijkt verdacht veel op het witte haar van zijn baard.  Ik vraag me af of de man niet gewoon helemaal wit behaard is. We hebben het immers over spirits en deze man mag er dan menselijk uit zien, maar dat is hij niet … 

Als de man mij opmerkt, laait het piepkleine vuurtje hoog op en wordt een heel groot vuur. Speciaal voor mij, vermoed ik, want overal rond mij is het koud en winter en sneeuw. Ik zie alleen maar blauwgrijstinten, de kleuren van de nacht en van de sneeuw door elkaar gemengd tot een winters palet. Zelfs het vuur is niet het gebruikelijke geel en oranje maar straalt geel en lichtblauw.  

Als de man mijn gezicht ziet bij het oplaaien van het vuur, lacht hij luid en bulderend. Hij heeft er duidelijk schik in. Het enige dat een beetje kleur heeft zijn zijn bolle rode kaakjes en ik moet opnieuw aan de kerstman denken. Hij kijkt me met pretoogjes aan en geeft me een eikeltje. Alles wat ik in dat eikeltje steek, zal groeien na de winter, zoals een eik: groot en statig, als een onderdeel van het woud rondom ons. Ik denk aan het sprookje van Ezelsvel waarin ze drie hazelnoten krijgt waarin telkens een prachtige jurk zit die haar potentieel – de prinses – zichtbaar maken voor de prins en vooral voor het hof. 


Dan neemt hij een slok van een kelk. Die staat in schril contrast met de omgeving van het woud: hij is van goud en helemaal ingelegd met edelstenen waarvan de kleuren door het licht van het vuur helemaal worden rondgestrooid, als een discobal. Het is prachtig. En ik besef dat de hele kelk bestaat uit dingen die uit de grond komen – gouderts, edelstenen – en die pas door ermee aan de slag te gaan tot hun volle schoonheid komen. 

De man geeft me de kelk zodat ik er ook van kan drinken. Het is warme wijn met kruiden, een soort van fluwelige glögg. Als ik een slok neem, gaat de warmte door mijn hele lijf, niet gewoon naar beneden, naar mijn maag, maar naar elk stukje van mijn lichaam, tot in de puntjes van mijn vingers en tenen. De wijn verwarmt en verkwikt me helemaal en ik voel hoe de kracht ervan door mijn lijf stroomt. De kerstman lacht. “Om de winter door te komen,” zegt hij. Dat zal ik letterlijk én figuurlijk nemen. Ik neem nog een slok. 

Reacties

Populaire posts van deze blog

Zuiverende eitjes: egg cleansing

De heksenrunen

De numerologie van je heksennaam