Op zoek naar de axis mundi (covenbijeenkomst)

Ik was er eerst voorbij gereden, maar een half uurtje later dan gepland leidde Mireille's liefste me naar het juiste huis, prachtig gerenoveerd en met een tuin waar je meteen alle ballast van een drukke week van je schouders kon gooien. Het was al de hele dag prachtig weer geweest en dus besloten we dat zomergevoel nog wat langer te laten duren en gewoon in die mooie tuin te blijven zitten voor onze bijeenkomst.

Elenor heeft een basiscursus sjamanisme gevolgd bij AnamCara en was daar zo enthousiast over dat ze ons tijdens onze covenbijeenkomsten een deel daarvan wilde meegeven. Dat vind ik het fijnste aan onze covenbijeenkomsten, als we niet gewoon maar een ritueeltje doen of magisch werk doen, maar als we van elkaar kunnen leren en de dingen die we zelf hebben geleerd aan elkaar kunnen aftoetsen. Dat doen we eigenlijk veel te weinig.

Nadat we kaarsjes hadden aangestoken en een cirkel hadden getrokken, vertelde Eleneor ons wat de bedoeling was vanavond. Sjamanen doen eigenlijk ongeveer hetzelfde als dat waar wij mee bezig zijn: ze helen, doen rituelen, enz. ... maar ze zijn vooral heel bedreven in het reizen tussen de werelden omdat dat hen de kracht en de wijsheid levert om al die andere dingen te doen. Ze reizen niet alleen naar de benedenwereld - de wereld waar wij in contact komen met onze gidsen, godinnen, enz. ... - maar ook naar de bovenwereld. Die bovenwereld is de astrale wereld, waar we de goden en godinnen moeten situeren.

Elenor vertelde ons hoe blij Freya, haar godin, was toen ze naar de bovenwereld reisde. Freya houdt er niet van om naar beneden te komen, naar de brug bij de rivier. Die bevindt zich immers in de onderwereld, terwijl de goden eigenlijk thuis horen in de bovenwereld.

De kunst is om een toegang te vinden in onze wereld, die leidt naar de andere wereld. Tussen alle werelden bevindt zich een verbinding, een soort van as, de zogenaamde "axis mundi". In de mythologie is dat bijvoorbeeld de wereldboom. Het kan inderdaad een boom zijn, maar evengoed een flatgebouw met een lift. Wat belangrijk is, is dat het een echte plek in onze wereld is, een plek waar je je veilig voelt en die je aan onze wereld verankert eens je gaat reizen tussen de werelden.

Ik moest daar even over nadenken. Als ik naar beneden ga, is dat via een wenteltrap die ik bereik via een deurtje in een tuinmuur. Nu ik er bij stil stond: er waren inderdaad ook treden die naar boven gingen, maar ik nam hem altijd naar beneden en had er nooit aan gedacht om die trap naar boven te lopen in plaats van naar beneden... Of die wenteltrap een echte plek in onze wereld was, zou ik echter betwijfelen.

Dat kon geen kwaad, zei Elenor. Het was juist de bedoeling van vanavond dat we onze axis mundi zouden vinden, zodat we altijd deze toegang konden gebruiken als we naar beneden of naar boven wilden. Ze zette een aanstekelijk drummuziekje op en we dansten ons helemaal los. Meteen daarna gingen we op zoek naar onze axis mundi.

Ik bevond me in een weide. Het gras was heldergroen en overal bloeiden bloemen. Ik kon het gras ruiken en hoorde vogels zingen. Het was lente, zo'n geweldige zonnige dag in mei. In de wei stond een boom, een mooie volle boom met een vrolijke groene kroon. Hij stond daar helemaal alleen en eventjes dacht ik dat hij een andere boom was. In mijn benedenwereld staan drie bomen die er iets toe doen.

Als ik langs het pad loop, is er rechts van mij steeds een akker. Die akker ziet er steeds anders uit, afhankelijk van het seizoen. Maar één ding verandert nooit: in de verte staat een grote boom. Daar heb ik kennis gemaakt met de Groene Man, die met spottende ogen tussen zijn takken verborgen zat, als Robin Hood maar dan zonder pijl en boog.
Aan de linkerkant van het pad vind je op een bepaald moment een open ruimte, langsheen een klein beekje dat dwars op het pad staat. Rond de beek groet fris groen gras, en aan de overkant van het beekje staan twee speciale bomen. Helemaal aan het begin staat een mooie jonge boom die mij graag ziet. Ik kan het niet anders noemen. Hij laat cirkels van bloemen rond me groeien en ik voel hem smachten elke keer als ik langskom (veel te weinig). De cirkels met bloemen lijken me te volgen als ik wegga.
Een beetje verder, aan dezelfde kant van het beekje, staat een andere grote boom. Die is veel ouder, met gigantische vergroeide wortels. Tussen zijn wortels is een gat en als ik daardoor ga, kom ik in een donkere aarden gang die verder naar beneden leidt, naar een prachtige geometrische tuin met buxushaagjes, met in het midden van de tuin een zilveren appelboom.

Het leek wel alsof de boom alledrie de bomen was en toch niet. Ik ging tegen zijn stam zitten en voelde de kracht van de boom door me stromen. Ik nam zijn kracht op, en de kracht van de lucht rondom mij, van de bloemen in de wei en van de vogeltjes die ik hoorde zingen.

Toen zag ik het boek. Het lag daar onder de boom te wachten op mij. Het was een dik boek, met een lederen kaft en het zag er oeroud uit. Ik klapte het boek open. De binnenpagina's waren kruimelige velijnvellen, beschreven met bruine inkt en versierd met prachtige geometrische patronen. Hoe ik ook mijn best deed, ik kon niet lezen wat er geschreven stond. Het leek wel of ik scheel keek :-) Elenor zei ons dat we op zoek moesten gaan in het boek naar het beeld van onze axis mundi. In het boek zouden we leren wat die voor ons was. Ik bladerde verder door het boek. Behalve de schimmige tekst en de mooie verluchting stond er niks in het boek. Geen tekeningen, geen beelden. Ik bladerde terug en daar was hij: een tekening van een toren.

De Toren van Rapunzel (Disney)

Ik moest denken aan de tekeningen van Leonardo da Vinci. Die waren ook zo getekend met bruine inkt. En aan het sprookjesboek van mijn opa. De tekeningen van Anton Pieck staan nog steeds in mijn hoofd gegrift. De toren zag eruit als de toren van Rapunzel. Ik zag de verdikking boven aan de toren, de venstertjes, alleen het dak was er niet en het vakwerk klopte niet. Maar het overall beeld van een toren als axis mundi klopte wel met mijn ervaringen. Als ik vertrek naar beneden, gaat het via een deurtje in een tuinmuur, maar als ik de omgekeerde weg afleg, dan zie ik op het einde van het pad zo'n toren staan. Als ik het deurtje in de toren opendoe, kom ik op de trap naar boven. Maar waar die toren ergens in onze wereld stond? Daar had ik absoluut geen idee van ...


Nu we onze axis mundi hadden gevonden, waren we volgens Elenor klaar voor het echte werk. We zouden naar beneden gaan, naar de ingang van de benedenwereld. Het was niet de bedoeling dat we naar de benedenwereld gingen, enkel naar de ingang ervan. Als we zouden gaan reizen naar beneden, waren er drie dingen die we moesten doen:
  1. Ga zitten aan je axis mundi (in je hoofd en als het even kan ook in het echt).
  2. Haal alle kracht die je kan uit de aarde onder je en uit alles om je heen. Breng die energie samen en focus je.
  3. Formuleer je intentie, zeg waarom je naar beneden wil vooraleer je doorheen de ingang naar de onderwereld stapt. 
Sommigen vertellen hun intentie aan een vogeltje en laten dat voor hen uit vliegen als ze naar de benedenwereld gaan. Dat vogeltje is dan hun intentie. Het moet heel duidelijk zijn wat je komt doen. 
Onze intentie, onze taak voor vanavond was enkel maar aanwezig zijn, niks anders. Als we iets of iemand zouden tegenkomen, moesten we dat duidelijk maken. We konden altijd later nog eens terugkomen om echt kennis te maken. Eens je de benedenwereld instapt, is het immers belangrijk dat je altijd een gids mee hebt. Dat kunnen je eigen krachtdieren zijn, maar ook wezens die je voor de eerste keer ontmoet. Zij zullen je begeleiden, helpen, beschermen.

Waren we er klaar voor? We moesten goed opletten tijdens de reis naar die ingang: wat zien we, is het avond, is er een rivier, hoe ziet het er uit, wat ruik je, wat hoor je, hoe voel je je, enz. ... OK, daar gingen we. Ik stond in de tuin met het poortje in de tuinmuur. Dat veranderde in de gloednieuw bezette lichtgrijze muur van mijn echte (bijna-)tuin. Voor mij zag ik een deurtje, op een plek waar in het echt helemaal geen deurtje is. Ik was geïntrigeerd en opende het deurtje, maar erachter zag ik alleen maar een bakstenen muur, helemaal dichtgemetst. Verbaasd sloot ik de deur en opende ze weer. Nu waren de bakstenen weg, voor me zag ik een diep gapend gat met een stoffige wenteltrap. Ik aarzelde even, dacht dat ik een flits van een gigantische slangenstaart had gezien en hoorde iets schuifelen in het duister. Ik had het gevoel dat er in dat zwarte gat een enorme slang loerend op me zat te wachten. Ik rilde, maar stapte toch het gat in. Het kwam wel goed. Na een tijdje eindigde de trap in een steile gang naar beneden. Ik zag klimhaken aan de rand. Ik was verbaasd dat ik dat kon zien, want er was nergens een lichtbron te bekennen. Toch kon ik zien in het donker, alsof er altijd wel ergens een indirect licht op de dingen scheen. Het rook er muf en vochtig, ik hoorde het druppen van water en voelde zwarte slijmerige modder als ik per ongeluk tegen de rand van de nauwe tunnel kwam. Wak.

Ik hoorde onder me iets heel snel naar boven schieten, in een flits zag ik een wijd opengesperde muil, die in een flits vlak onder me weer sloot en even snel als hij naar boven was geschoten, weer naar beneden verdween. Het was de slang, haar lijf had de hele tunnel gevuld, alsof die gemaakt was op haar maat. Mijn hart stond stil en ik bleef eventjes bewegingloos hangen aan de klimhaken, mijn ogen dicht. What the hell was dat geweest?! Ik dacht dat het een soort van wachter was geweest. Waarom hij me niet had opgegeten, wist ik niet, maar hij was bijna even hard geschrokken van mij als ik van hem. Ik voelde bijna de onvrede van het beest bij het moeten afzien van een lekker hapje. "Kieken, ik had u bijna opgegeten, kunt ge niet de gewone weg nemen?!". Maar ik mocht dus blijkbaar naar beneden.

Onderaan de tunnel was een brede gang. Ik zag dat hij zich vertakte in nog andere gangen. Er moest hier een labyrint van gangen en gangetjes zijn. Ik liep in de richting van een lichtschijnsel en kwam in een brede grot met een groot gat naar buiten. Hier kon ik alles weer normaal zien. In de grot was het gelukkig droog en stoffig, geen spoor van het afschuwelijke zwarte slijk uit de tunnel. Ik hoopte alleszins dat het modder was en geen slijm van whatever slangachtig wezen ik daar was tegengekomen...

Ik stapte door de opening naar buiten. Daar scheen de zon. Ik stond in een kloof in de rotsen, overal lagen grote rotsblokken en overal groeiden gras en wilde bloemen. Ik had niet het gevoel dat hier dikwijls iemand kwam. Ik zag geen pad, alleen die wilde natuur tussen de rotsen. Toen dacht ik er aan: het was niet de bedoeling dat we binnen gingen, we kwamen enkel om de ingang te onderzoeken. Ik stapte terug de grot in, maar bleef wel nieuwsgierig naar buiten kijken.

Een klein rood vogeltje vloog de grot uit. Het was echt knalrood, geen roodborstje of zo. Het zag er uit als een mus maar dan een Coca Cola-rode versie van een mus. Ik vroeg me af of dit mijn intentievogeltje was of een ander vogeltje. Na een tijdje kwam het beestje terug de grot ingevlogen, met een takje in zijn bekje. Het hipte op mijn hand, het was de bedoeling dat ik dat takje aannam. Ik moest lachen, want ik moest meteen denken aan Noach en zijn ark. Zijn duiven waren teruggekomen met een takje, zodat Noach wist dat de zondvloed voorbij was. Ik nam het takje uit zijn bekje en tevreden hipte het vogeltje op mijn arm en zo verder naar mijn schouder. Daar bleef het zitten.

Ik keek weer naar buiten, naar boven, naar de zon. De zon scheen heel fel. Ik moest mijn handen boven mijn ogen houden om niet verblind te worden. Overal waar ik keek was het hetzelfde, rondom rond keek ik de kloof langs, ik had geen idee van waar het zonlicht kwam. Het leek wel of de zon pal boven ons stond. Toen verscheen de schaduw, hij schoof op doorheen de kloof, alsof er iets reuzachtigs daarboven over de kloof heen vloog. Ik kon niet zien wat het was, mijn ogen begonnen te tranen van het felle zonlicht. Toen leek het of de bloemen reuzegroot werden of ik heel klein, het was alsof ze verdichtten, alsof ze met z'n duizenden op één vierkante centimeter wilden groeien. Het waren ook niet de paardenbloemen en de margrieten die ik eerst had gezien. Deze bloemen hadden kelkjes, ze leken wel op die witte bloemen van de hagewinde, die zich kwetsbaar maar mooi rondom hekken windt. Ze bewogen zich schokkerig en wild naar elkaar toe en mijn zicht werd roestbruin, als een sepia foto maar dan met roestkleuren. Er was iets gebeurd en het voelde niet normaal aan.

Ik deinsde terug, dieper de grot in. Ik besloot al terug naar boven te gaan, maar ik vond de tunnel met de klimhaken niet meer terug. Alle gangen leken wel hetzelfde en ik geraakte een beetje in paniek. Ik wilde hier weg. Het vogeltje had de hele tijd op mijn schouder gezeten. Nu vloog het op en vloog de gangen in. Ik volgde het en jawel, daar zat hij op één van de klimhaken. Opgelucht greep ik het ijzer vast. Ik keek nog eens naar mijn kleine vriendje, hij had mij god geholpen. Toen spurtte ik de klimhaken op, naar boven. Het was genoeg geweest. Ik had geen zin om nog eens in contact te komen met het slangenwezen en was blij toen ik het stuk treden bereikte. Ik spoedde me verder naar boven, naar de open deur die naar mijn tuin leidde. Ik stapte door de deur en werd meteen terug naar achter gegooid. Wat was dat nu weer?!

Het leek wel alsof er over de deur een doorschijnend, onzichtbaar vlies was gespannen. Je kon het niet zien, maar je kon het wel aanraken. Ik stak aarzelend mijn hand vooruit. Er verschenen brede cirkels in de lucht voor mij, alsof ik net het oppervlak van een vijver had aangeraakt. Dat was raar. Maar mijn hand ging niet doorheen het vlies... Ik zag mijzelf zitten in het midden van mijn nog-niet-maar-bijna-tuin, met gesloten ogen. Dat was bizar. Ik probeerde opnieuw maar het vlies liet me niet door. Toen hoorde ik Elenor het afgesproken drumsignaal geven, als teken dat we moesten terugkeren. Ik focuste me helemaal en samen met het gedrum perste ik me met al mijn kracht doorheen het vlies. Gelukt. Opluchting...

We vertelden elkaar wat we hadden meegemaakt. De meesten onder ons vonden het heel interessant om eens langs een andere weg naar beneden te gaan. Ik ook, al vond ik deze weg lang niet zo evident als mijn toren. Die wachter was bijzonder griezelig geweest en ik had ook geen pad gezien dat uit de kloof wegliep om deze benedenwereld verder te ontdekken ...

Gelukkig was er de cake & wine om de avond ontspannen af te sluiten. Mireille had voor superlekkere knolselder-wortelsoep gezorgd met heerlijk artisanaal brood, en kaas. Miljaar, daar ging één van mijn intenties alweer aan diggelen :-)

Reacties

Populaire posts van deze blog

Zuiverende eitjes: egg cleansing

De heksenrunen

De numerologie van je heksennaam