Vuur en vlam
Het was bijna een wonder dat het er alsnog van is gekomen, het Arcadia covenweekend. Ik keek er al naar uit want het is veel te lang geleden dat we nog eens met z'n allen bewust aan onszelf als groep hebben gewerkt.
Op de ene of de andere manier is er iets dat ons uit elkaar probeert te drijven. Is het toeval - ziekte, het verliezen van een geliefde, werkloosheid, een nieuw lief - of speelt er iets anders mee?
Vorig jaar moest ik werken en kon ik er enkel op vrijdag bij zijn, maar dit jaar was ik present voor het hele weekend. Fjierra had me gevraagd of ik tot maandag kon blijven - ja dus - maar uiteindelijk zou iedereen behalve Eirinn al terug vertrekken zaterdagavond. Bummer.
Ik moest al direct lachen toen ik het huisje binnenkwam: er stonden niet minder dan vier Maria-beeldjes. Vier! Hoe devoot kan iemand zijn ... Voor mij kwam het meteen goed uit: omdat ik nog altijd niet weet welke doos die met de beeldjes is (tussen de honderd die nog niet zijn uitgepakt na de verhuis), had ik geen godenbeeldjes meegebracht. De Maria die het meeste leek op mijn Onze-Lieve-Vrouw-van-Vlaanderen kreeg de eer om mee op het altaar te staan. Het zou wel geen toeval zijn, zeker? :-)
Het openingsritueel was heel plezant. We trokken de cirkel zoals Eirinn dat gebruikelijk doet. Elk van ons citeerde de woorden:
"ik ben in het midden van de cirkel,
de cirkel is in mij,
ik ben hier uit vrije wil, in liefde en in leven"
en daarna deden we dat nog drie keer samen.
Om de elementen uit te nodigen, werkten we met associaties. Elk element startte op zijn kwartier en als het bij jou was, gooide je er maar gewoon die gedachtesprong uit waar je bij dat element aan dacht. Water, zee, warmte, wiegen, regen, fris, dorst, tsunami, enzoverder ...
En toen was het tijd voor de goden en godinnen. Eerst werden de godinnen verwelkomd: Aphrodite, Morrigan, Gaia, Selu, Yemaya, Bridget, Brigindu en de Lieve-Vrouw-van-Vlaanderen of whomever het is die zich altijd bij mij openbaart. Ik weet het nog steeds niet ...Toen ik mijn ogen sloot, was ze daar al. Op de achtergrond zag ik vuur, op de voorgrond stond een zwart silhouet afgetekend tegen die gele achtergrond. De figuur was groot en had lang haar, ik zag het kronkelen langsheen haar lichaam als ze bewoog. Ze had pluimen op haar hoofd en een wapperende mantel. Ik zag een strijdwagen met een paard ervoor gespannen. Een arend of havik vloog hoog boven ons.
Eens de godinnen waren uitgenodigd, was het de beurt aan hun mannelijke equivalenten: Herne, Ares, Ganesh, Eros, Uranus, Kimate.
We stonden stil bij onszelf als coven en onze plaats op het pad: het verleden, het heden en de toekomst. Er is iets in gang gezet waar we geen controle over lijken te hebben. Er is enorm veel gebeurd voor elkeen van ons, al lijkt dat voor mijzelf nogal meevallen. Terwijl andere meisjes geliefden hebben verloren, huwelijken zagen kapotgaan, ziekte moesten overwinnen, ben ik alleen mijn job kwijt. Ik heb een geweldige echtgenoot die ik doodgraag zie, schatten van kinderen, een mooi huis, mijn gezondheid is OK, ik heb veel vrienden, ... Ik heb het absoluut niet slecht en ervaar dit niet zozeer als een beproeving maar als een test. Misschien komt het doordat ik ooit al eens door het oog van de naald ben gekropen dat ik meer kan relativeren, ik weet het niet. Maar elkeen van ons is (een beetje) gelouterd door de gebeurtenissen van het afgelopen jaar.
Voor de toekomst van onze coven heb ik hoop. Ik denk dat we meer moeten leren stilstaan bij de kwaliteiten die we allemaal bezitten, dat we moeten leren van elkaar. Pas als we elkaar vooruit duwen, kunnen we pnze stilstand wegwerken. Ik denk dat datgene dat ons het afgelopen jaar heeft overvallen een manier was om ons de ogen te openen, om ons te laten weten dat we moeten verdergaan met wat we begonnen zijn.
We besloten om alles weg te jagen waar we van af willen. We zouden die dingen benoemen en ze dan wegdansen. Wie op PaGE2008 was, weet al hoe leuk en bevrijdend transdans kan zijn, en dat was inderdaad wel nodig. Het zorgde er meteen ook voor dat alle remmingen die ons misschien nog zouden tegenhouden van ons af werden geschud. Het is toch alleen maar als je jezelf volledig kan laten gaan en je bloot geeft, dat je ten volle alles terug kan krijgen waar je voor gekomen bent... En dus dansten we ons de voeten van het lijf, de ogen gesloten, volledig gefocust opdat ene puntje diep binnenin onszelf, de muziek op repeat.
Daar hing het, het licht, als een grote zilveren paillet met een wazige gouden rand. Het leek wel alsof er een enorm licht op scheen dat flou werd weerkaatst. Hij schitterde in de nacht, als geborduurd op die zwarte fluwelen achtergrond. Ik wist heel goed dat dit een symbool was voor het licht in de duisternis, een symbool voor het vuur van de zon en de levenskracht die de zon ons geeft. Vraag me niet hoe, maar ik wist het.
Toen hoorde ik geknetter, het typische geluid van een groot vuur. Was ze daar weer? Ik keek rond in de duisternis en toen zag ik het, een waarlijk gigantisch vuur in de duisternis. De vlammen sloegen hoog uit, tot in de hemel, en de gensters vlogen van de vlammen af de duisternis in. Ik keek naar omhoog, mijn nek volledig achterover. Het vuur leek wel eindeloos. Er klonk een enorm geraas, de vlammen waren wild en gretig en luid. Ik was niet bang, als wist ik dat ze meedogenloos zouden zijn.
Achter het vuur hoorde ik paarden en zag ik schimmen. Waren het ruiters? Ridders? Hoorde ik daar wapengekletter? Oorlog?
Toen veranderde het vuur in een enorme vuurschaal. Het vuur was er nog steeds maar toch ook niet. In het midden van de schaal zat een figuur met een lendendoek. Hij zat op zijn hurken en keek naar mij. Ik bleef staan, kon mij niet bewegen. De figuur bewoog zich heel langzaam, als een grote kat, de spieren rimpelend onder zijn gladde vel. Hij kwam door het vuur naar me toe, heel dicht naar me toe en ik voelde de sexuele spanning die tussen ons hing, de verschroeiende warmte. Hij kwam veel te dicht en ik slikte moeilijk. Ik boog naar achter om hem zeker niet aan te raken, mijn voeten nog steeds vastgeworteld aan de grond, maar hij lachte en greep mijn middel. Ik voelde hem en mijn tepels verhardden. Toen herkende ik hem, de jongen van het vuur, met zijn vuurhaar. Hij lachte en keek me met zijn gloeiende ogen vurig aan. Ik wist dat hij gewoon met mij aan het spelen was. Als hij het had gewild, had hij me kunnen verteren met zijn vuur, maar dat deed hij niet. Hij daagde me alleen maar uit, wilde dat ik toegaf aan het vuur, maar het was en bleef mijn keuze.
Het was tijd om terug te keren. Ik had het heel moeilijk om de weg terug te vinden. Het leek alsof ik daar bij dat vuur in de grond gegroeid was. Hulpeloos stak ik mijn handen uit, maar in het donker zag geen van de meisjes dat waarschijnlijk. Ik worstelde mezelf terug, maar betrapte me er op dat ik wazig en afwezig was, elke keer weer starend in het vlammetje van een van de kaarsen.
Het was tijd om af te koelen. Tot morgen.
Op de ene of de andere manier is er iets dat ons uit elkaar probeert te drijven. Is het toeval - ziekte, het verliezen van een geliefde, werkloosheid, een nieuw lief - of speelt er iets anders mee?
Vorig jaar moest ik werken en kon ik er enkel op vrijdag bij zijn, maar dit jaar was ik present voor het hele weekend. Fjierra had me gevraagd of ik tot maandag kon blijven - ja dus - maar uiteindelijk zou iedereen behalve Eirinn al terug vertrekken zaterdagavond. Bummer.
Ik moest al direct lachen toen ik het huisje binnenkwam: er stonden niet minder dan vier Maria-beeldjes. Vier! Hoe devoot kan iemand zijn ... Voor mij kwam het meteen goed uit: omdat ik nog altijd niet weet welke doos die met de beeldjes is (tussen de honderd die nog niet zijn uitgepakt na de verhuis), had ik geen godenbeeldjes meegebracht. De Maria die het meeste leek op mijn Onze-Lieve-Vrouw-van-Vlaanderen kreeg de eer om mee op het altaar te staan. Het zou wel geen toeval zijn, zeker? :-)
Het openingsritueel was heel plezant. We trokken de cirkel zoals Eirinn dat gebruikelijk doet. Elk van ons citeerde de woorden:
"ik ben in het midden van de cirkel,
de cirkel is in mij,
ik ben hier uit vrije wil, in liefde en in leven"
en daarna deden we dat nog drie keer samen.
Om de elementen uit te nodigen, werkten we met associaties. Elk element startte op zijn kwartier en als het bij jou was, gooide je er maar gewoon die gedachtesprong uit waar je bij dat element aan dacht. Water, zee, warmte, wiegen, regen, fris, dorst, tsunami, enzoverder ...
En toen was het tijd voor de goden en godinnen. Eerst werden de godinnen verwelkomd: Aphrodite, Morrigan, Gaia, Selu, Yemaya, Bridget, Brigindu en de Lieve-Vrouw-van-Vlaanderen of whomever het is die zich altijd bij mij openbaart. Ik weet het nog steeds niet ...Toen ik mijn ogen sloot, was ze daar al. Op de achtergrond zag ik vuur, op de voorgrond stond een zwart silhouet afgetekend tegen die gele achtergrond. De figuur was groot en had lang haar, ik zag het kronkelen langsheen haar lichaam als ze bewoog. Ze had pluimen op haar hoofd en een wapperende mantel. Ik zag een strijdwagen met een paard ervoor gespannen. Een arend of havik vloog hoog boven ons.
Eens de godinnen waren uitgenodigd, was het de beurt aan hun mannelijke equivalenten: Herne, Ares, Ganesh, Eros, Uranus, Kimate.
We stonden stil bij onszelf als coven en onze plaats op het pad: het verleden, het heden en de toekomst. Er is iets in gang gezet waar we geen controle over lijken te hebben. Er is enorm veel gebeurd voor elkeen van ons, al lijkt dat voor mijzelf nogal meevallen. Terwijl andere meisjes geliefden hebben verloren, huwelijken zagen kapotgaan, ziekte moesten overwinnen, ben ik alleen mijn job kwijt. Ik heb een geweldige echtgenoot die ik doodgraag zie, schatten van kinderen, een mooi huis, mijn gezondheid is OK, ik heb veel vrienden, ... Ik heb het absoluut niet slecht en ervaar dit niet zozeer als een beproeving maar als een test. Misschien komt het doordat ik ooit al eens door het oog van de naald ben gekropen dat ik meer kan relativeren, ik weet het niet. Maar elkeen van ons is (een beetje) gelouterd door de gebeurtenissen van het afgelopen jaar.
Voor de toekomst van onze coven heb ik hoop. Ik denk dat we meer moeten leren stilstaan bij de kwaliteiten die we allemaal bezitten, dat we moeten leren van elkaar. Pas als we elkaar vooruit duwen, kunnen we pnze stilstand wegwerken. Ik denk dat datgene dat ons het afgelopen jaar heeft overvallen een manier was om ons de ogen te openen, om ons te laten weten dat we moeten verdergaan met wat we begonnen zijn.
We besloten om alles weg te jagen waar we van af willen. We zouden die dingen benoemen en ze dan wegdansen. Wie op PaGE2008 was, weet al hoe leuk en bevrijdend transdans kan zijn, en dat was inderdaad wel nodig. Het zorgde er meteen ook voor dat alle remmingen die ons misschien nog zouden tegenhouden van ons af werden geschud. Het is toch alleen maar als je jezelf volledig kan laten gaan en je bloot geeft, dat je ten volle alles terug kan krijgen waar je voor gekomen bent... En dus dansten we ons de voeten van het lijf, de ogen gesloten, volledig gefocust opdat ene puntje diep binnenin onszelf, de muziek op repeat.
Daar hing het, het licht, als een grote zilveren paillet met een wazige gouden rand. Het leek wel alsof er een enorm licht op scheen dat flou werd weerkaatst. Hij schitterde in de nacht, als geborduurd op die zwarte fluwelen achtergrond. Ik wist heel goed dat dit een symbool was voor het licht in de duisternis, een symbool voor het vuur van de zon en de levenskracht die de zon ons geeft. Vraag me niet hoe, maar ik wist het.
Toen hoorde ik geknetter, het typische geluid van een groot vuur. Was ze daar weer? Ik keek rond in de duisternis en toen zag ik het, een waarlijk gigantisch vuur in de duisternis. De vlammen sloegen hoog uit, tot in de hemel, en de gensters vlogen van de vlammen af de duisternis in. Ik keek naar omhoog, mijn nek volledig achterover. Het vuur leek wel eindeloos. Er klonk een enorm geraas, de vlammen waren wild en gretig en luid. Ik was niet bang, als wist ik dat ze meedogenloos zouden zijn.
Achter het vuur hoorde ik paarden en zag ik schimmen. Waren het ruiters? Ridders? Hoorde ik daar wapengekletter? Oorlog?
Toen veranderde het vuur in een enorme vuurschaal. Het vuur was er nog steeds maar toch ook niet. In het midden van de schaal zat een figuur met een lendendoek. Hij zat op zijn hurken en keek naar mij. Ik bleef staan, kon mij niet bewegen. De figuur bewoog zich heel langzaam, als een grote kat, de spieren rimpelend onder zijn gladde vel. Hij kwam door het vuur naar me toe, heel dicht naar me toe en ik voelde de sexuele spanning die tussen ons hing, de verschroeiende warmte. Hij kwam veel te dicht en ik slikte moeilijk. Ik boog naar achter om hem zeker niet aan te raken, mijn voeten nog steeds vastgeworteld aan de grond, maar hij lachte en greep mijn middel. Ik voelde hem en mijn tepels verhardden. Toen herkende ik hem, de jongen van het vuur, met zijn vuurhaar. Hij lachte en keek me met zijn gloeiende ogen vurig aan. Ik wist dat hij gewoon met mij aan het spelen was. Als hij het had gewild, had hij me kunnen verteren met zijn vuur, maar dat deed hij niet. Hij daagde me alleen maar uit, wilde dat ik toegaf aan het vuur, maar het was en bleef mijn keuze.
Het was tijd om terug te keren. Ik had het heel moeilijk om de weg terug te vinden. Het leek alsof ik daar bij dat vuur in de grond gegroeid was. Hulpeloos stak ik mijn handen uit, maar in het donker zag geen van de meisjes dat waarschijnlijk. Ik worstelde mezelf terug, maar betrapte me er op dat ik wazig en afwezig was, elke keer weer starend in het vlammetje van een van de kaarsen.
Het was tijd om af te koelen. Tot morgen.
Reacties