De Koningin is dood, leve de koningin

Ik loop zoals gewoonlijk naar het deurtje vanachter in de tuin, langs de wenteltrap naar beneden, almaar dieper en dieper, tot ik in mijn landschap terechtkom. Ik loop over het pad langs de graanvelden, duik links het zomervalleitje met het kabbelende beekje in tot ik aan de grote majestueuze boom kom. Die boom is voor mij de toegang. Waar naartoe maakt eigenlijk niet uit, het kunnen verschillende plaatsen zijn, maar deze boom is de deur, hij voelt aan als een soort van welwillende bewaker.

Deze keer ga ik naar beneden, naar de tuin die mij zo fascineert en waar de zilveren appelboom staat. Fjierra heeft ons opgedragen om naar onze speciale plek te gaan, maar verder door te lopen tot we aan een muur komen. In die muur zou een gat moeten zitten, de ingang naar een donkere grot waar we in de verte de lichtjes van Hecate zouden moeten zien branden. Als we daar naartoe gaan, moeten we een watertje doorwaden tot we een persoon zien die onze vragen kan beantwoorden. Welk aspect van jezelf is die persoon? Hoe kan die persoon je helpen om compleet te worden? Wat moet ik doen om compleet te worden?

De trap van wortels die ik verwacht is er niet. Hij is vervangen door een strakke grijze betonnen trap. Ik ben op mijn hoede, want het lijkt wel alsof de boom me ergens anders heen brengt. Het gaat razendsnel naar beneden en veel veel dieper dan ik had gepland. De trap eindigt in een donkere ruimte. Het lijkt wel alsof ik hier op een reuzehand naartoe werd gebracht en dat die me nu zachtje een duwtje in de rug geeft. Ik sta in de ingang van een reuze ruimte. Of het een grot is, weet ik niet. Ik kan het plafond niet zien, de duisternis is te diep. Ik sta onder een lantaarn, zo'n typische 18de eeuwse gaslantaarn met tierlantijntjes, die aan de rotswand bevestigd is en haar flakkerend licht over me heen werpt. Aarzelend zet ik een stap vooruit, op zoek naar die fameuze lichtjes van Hecate. In de verte zie ik iets glinsteren en voor ik kan knipperen met mijn ogen sta ik al aan de andere kant van de ruimte. Daar stonden drie strakke sokkels met op elke sokkel een witte marmeren kom. In die kom zat een vloeistof en op die vloeistof brandde een vlam. Ik keek langzaam om me heen, maar de duisternis rondom de vlammen was te dicht. Van de persoon die ik geacht werd hier te ontmoeten geen spoor.
Plots zweefde ik boven de vlammen. Hoger en hoger ging het, maar ik was niet bang. De drie lichtjes versmolten tot één bal van vuur, een kampvuur met mensen eromheen, en ik wist dat ik in het verleden keek. Wat ik zag was buiten de tijd, deze mensen waren al eeuwen geleden gestorven, maar toch hoorden ze bij mij. Ik denk dat zij mijn voorouders waren, het verleden van mijn bloedlijn. Klinkt dat bombastisch? Toch voelt het zo aan. Het vuur had hen bewaard, in leven gehouden, hen door de tijd geloodst, vele generaties van vrouwen en mannen die allemaal samenkwamen in mij. Ik hield mijn adem in, vol ontzag, afwachtend. Toen vervaagde de grot, het kampvuur werd een vuurbal en twee handen schepten hem liefdevol op en hielden hem teder vast. Het waren vrouwenhanden, redelijk jonge handen, een beetje zoals die van mij. Haar gezicht kon ik niet zien, enkel haar handen, van heel kortbij, in close up. Ik probeerde uit alle macht naar boven te kijken maar ze liet me niet toe haar gezicht te zien.

Plots schoot het beeld uit close up, en zag ik haar figuur. Ze was iets magerder dan ik en droeg een prachtig bruidskleed, heel eenvoudig en strak, maar haar gezicht kon ik nog steeds niet zien: ze was gesluierd met een hele mooie kanten sluier. Onder de sluier zag ik roodgouden strengen golvend haar die zich niet lieten temmen. Ze stond heel stil. Het was duidelijk dat ze wist dat ik haar bekeek en dat ze zich liet bekijken. Plots tuimelde het beeld weg naar een detail. Ik zag nog steeds haar gezicht niet, maar onder de sluier droeg ze een driehoekig zilveren bruidskroontje. Het was alsof ik alleen dat kroontje kon zien, en de roodgouden haren waar het op drukte, opnieuw in close up. Toen zag ik een paar mannenhanden die teder het kroontje uit haar haren haalden, het kroontje bijna uit haar haren streelden. En ik wist met 100% zekerheid dat het de handen van Bart waren ...

Het was geen bruidskroontje dat ik had gezien, het was een koninginnenkroontje, zoals koningin Ygraine droeg in de "Mysts of Avalon". En het meisje dat ik - net niet - had gezien, was een verpersoonlijking van mijzelf, of wie ik zou kunnen zijn. Het komt er op aan om niet alleen de koningin te zijn maar af en toe ook de bruid die zich door haar geliefde teder laat ontkronen, zich laat gaan en daar absoluut van geniet. Want wat je terugkrijgt - liefde, compleetheid, rust, evenwicht - is oneindig veel belangrijker dan wat je bereikt met de egocentrische en snelle manier van denken en leven die voor velen van ons zonder dat we het beseffen een gevangenis is die ons tegenhoudt om volledig te zijn.

Reacties

Populaire posts van deze blog

De heksenrunen

Zuiverende eitjes: egg cleansing

De numerologie van je heksennaam