Sterretjes vissen (De kracht van de elementen)

Elenor neemt ons voor de derde keer dit jaar mee op een reis naar de elementen. Morgen is het herfst, de periode die overeenkomst met het element water, en het weer werkt helemaal mee want het is al dagen nat en grijs. 

Corona is nog niet weg en dus is het ook deze keer een RAT met achteraf een gezamenlijke nababbel in Jitsi. We blijken maar met ons drietjes te zijn en dan reken ik Kaat mee, die mee op reis is gegaan hier aan de grote tafel in de living, om kennis te maken met de spirit van het element water. Ik ben elke keer weer verbaasd over de rijkdom van haar innerlijke wereld en zoiets als deze reis is iets waar ze zeker mee weg kan. 

Elenor vraagt ons om stil te staan bij die aspecten van het element water waar we extra steun bij nodig hebben. In het midden van ons altaar – aka de grote tafel – zetten we een “bron”, een schaal water. Daar gaan we straks letterlijk onze wensen of smeekbede of hoe je het ook noemt “te water laten”. Lenor doet het met drijfkaarsjes, maar wij veranderen het ritueel een beetje :-). Kaat en ik schrijven onze bede op een papiertje, wikkelen het rond een steentje en gooien dat in de bron. Het voelt alsof het zo moet. 

Ik loop op het gebruikelijke pad, helemaal alleen. Links van mij zie ik het kabbelende beekje dat verder het bos in loopt. Daar moet ik zijn want ik zie dat er iemand langs de waterkant zit te vissen. Verder is er niemand anders dus ik veronderstel dat dit de spirit is waar ik naar op zoek ben. Het is een man, met een hoedje scheef naar achter op zijn hoofd. Ik kan alleen zijn rug zien. 

Als ik dichterbij kom, hoort hij me en kijkt achter zich. Zijn gezicht is veel te langwerpig om menselijk te zijn. Zijn huid is heel lichtblauw en als ik nog dichterbij kom zie ik dat hij schubben heeft. Je kan ze haast niet zien, ze vallen op het eerste zicht niet echt op. Hij heeft zwart haar en ik zie een soort van vertakte hertenhoorntjes op zijn hoofd. Daarom staat het hoedje ook scheef naar achter, de hoorntjes laten niet toe dat hij zijn hoedje recht zet. Hij draagt heel gewone, onopvallende kleren en zit met zijn voeten in het water van het beekje. 

Als ik mijn mond opendoe om hem te groeten, steekt hij zijn hand omhoog. Hij wijst naar het heldere water van het beekje en ik zie de twee met papier omwikkelde steentjes liggen die Kaat en ik zonet in onze rituele bron hebben gegooid. Hij weet waarom ik hier ben. 

Dan valt het me plots op dat ik wel de twee steentjes kan zien liggen, maar niet de voeten van de man. Zijn lichtblauwe blote benen onder de opgerolde broek steken in het water maar ik kan zijn voeten niet zien. Zijn benen stoppen waar het water van het beekje begint. Hij kijkt me met glinsterende ogen aan die me doen denken aan het flikkerende water van het beekje en dan besef ik het pas: hij ìs het water, het beekje zelf. Hij lacht als hij de frank ziet vallen. 

Dan ben ik plots onder water. Het is fris en donkerblauw en stil. Alles is vredig en traag en mijn haar waaiert uit rondom mij. Ademen is geen probleem.  

Ik zie zijn gezicht voor dat van mij. Hij hangt voor mij in het water, even ‘vast’ als ikzelf. Ik bedenk dat hij hier wél helemaal is, deze keer is hij niet verdwenen in het water rondom ons. 

“Als je één druppel hebt, heb je ze allemaal” klinkt het in mijn hoofd. Hij duwt met zijn vinger tegen mijn borst, want ik weet: het water is niet alleen rond mij, het is ook deel van mij. Het is deel van ons allemaal. Het is wat ons verbindt. 

“STILTE,” klinkt het luid in mijn hoofd. “Ik geef je stilte in je hoofd zodat je kan horen wat je denkt en rust vindt om met een heldere blik vooruit te kijken.” Het is de stilte van deze plek. Ik hang nog altijd in het donkerblauwe water. Het is alsof we heel diep in de zee zijn. Ik zie geen luchtbelletjes, alles is hier supervredig. 

Ik wil hem bedanken maar hij houdt opnieuw zijn hand omhoog. Maar ik had mijn hand al opengedaan voordat hij dat kon zeggen. In mijn handpalm ligt een klein zeesterretje, zo’n gedroogd exemplaar dat je in souvenirshops kan kopen. Ik voel meteen dat dat niet juist zit. Het sterretje zweeft weg in het water. Hij raakt het met een lichtblauwe, veel te lange, benige vinger aan en het begint te glinsteren als een echte ster en zwemt weg met zijn kleine armpjes, zoals zeesterren dat zo onhandig doen. Het lééft.  

Ik heb hem al een geschenk gegeven, zegt hij: de steentjes die we in het water hebben gegooid. 

Dan zijn we terug aan het beekje. Hij zit nog steeds aan de rand van het water, met zijn voeten in het beekje en zijn vislijn naast hem in het water, en ik sta nog steeds naast hem. Hij gaat achteroverliggen in het gras en legt zijn hoedje over zijn gezicht. Ons onderhoud is afgelopen. 

Als ik me omdraai om te gaan, stel ik hem toch de vraag die op mijn lippen brandt. “Wat vis je eigenlijk?” Want ik ben verbaasd. 

Hij heft zijn hoed een beetje omhoog zodat hij me met één oog aan kan kijken. Dan flonkeren zijn ogen en grijnst hij met een scheef monkellachje.  

“Op sterretjes natuurlijk.” 


Nadat we de cirkel hebben afgelsoten, is het tijd voor chocolade en het voelt als een goede gelegenheid om de doos pralines die we hebben meegebracht uit Italië open te doen. Kaat en ik kiezen er alletwee eentje en genieten. Bij elk chocolaatje hoort een boodschapje, zoals een gelukskoekje. Ik schater het uit als ik mijn chocolaatje uit zijn wikkel haal. Hoe toepasselijk! De spirits hebben gevoel voor humor! :-) 

“If you want to know how much I love you, try to count the waves.”

 

Reacties

Populaire posts van deze blog

De heksenrunen

Zuiverende eitjes: egg cleansing

De numerologie van je heksennaam