Mijn kleine paradijs
Omdat twee kinderen moeilijk in toom te houden zijn als het 27 graden is, zelfs niet met een tuinslang en een kleine stadstuin, stelde ik voor om naar het Middelheim Museum te gaan. Dat zagen die woelwaters van mij wel zitten en dus sprongen we op onze fiets, zodat mijn schatje opgelucht kon achteroverhangen in de zetel, met een wodka cola en de Tour.
Het Middelheim Museum heeft een reputatie. Zelfs mijn moeder weet waar het ligt, getuige de verwarring toen ik voor de geboorte van Kaat opgenomen werd in het Middelheimziekenhuis. Mijn liefste belde om 7u ’s ochtends naar zijn schoonouders om dat te melden en mijn moeder begreep niet waarom wij persé wilden laten weten dat we in het Middelheim Museum waren. Ze liet niks merken maar vroeg zich verbaasd af of hij iets gesnoven had ofzo. :-)
Kaat en Dries zijn er allebei al op schooluitstap geweest. Het zou natuurlijk erg zijn als dat niet het geval was, als je zo’n museum bijna letterlijk in je achtertuin hebt liggen. Enthousiast troonden ze me mee naar “de pensen” (Kati Heck, “Dabei sein ist alles”, 2006)en “de bloeddruppels” (Henk Visch, “Morgen is alles anders”, 2006), staken hun voeten in het water van “Poezie” (Philippe Van Snick, 2012), al was dat waarschijnlijk niet de bedoeling van de kunstenaar :-) en liepen cakewalkgewijs heen en weer over de brug van Ai Wei Wei (“The Bridge Without a Name”, 2012).
Daarna liepen we verder door naar de tijdelijke expo “Mijn Kleine Paradijs” in de bloementuin Hortiflora. Die tuin die oorspronkelijk bij het Nachtegalenpark hoorde, werd in 2012 bij het Museum gevoegd. Het is een formele tuin die verstopt zit achter een dikke groene haag, een verborgen schat in het park. Al sinds de middeleeuwen staat zo’n afgesloten tuin of hortus closus symbool voor de tuin van Eden en is het een metafoor voor de maagdelijkheid van Maria. Het is niet voor niets dat ze meestal in een gesloten tuin wordt afgebeeld. Voor Erasmus was zo’n tuin een plek van contemplatie en introspectie, een plaats om tot jezelf te komen. Tegenwoordig zien we dat natuurlijk anders: de ommuurdheid van de tuinzorgt ervoor dat we creatief worden aangesproken om met onze fantasie op de loop te gaan en van dat ommuurde lapje ons eigen hoogst persoolijke paradijsje te maken. Daar worden wij bij wijze van spreken een beetje God ...
Het Middelheim Museum vroeg aan zeven gerenomeerde kunstenaars om hun visie op dat stukje paradijs tot leven te brengen in de hortus closus van het museum. De twee werken die het meest tot de verbeelding spreken zijn ook net die werken die maximaal gebrik maken van de sfeer van de tuin die hen herbergt en die maximaal interageren met de tuin zelf.
Een eerste stop maken we voor een geluidsinstallatie ("Forest (for a thousand years)", 2012) van de Canadese kuntenaars Janet Cardiff en George Bures Miller. Verstopt tussen de hoge dennenbomen zitten luidsprekers die een geluidstapijtje over dat stukje van de tuin leggen. De bomen hebben onderaan geen naalden, enkel ruwe droge takken en het licht wordt zachtjes gefilterd door de boomkruinen hoog boven ons. Dit rommelige natuurlijke plekje bevindt zich net buiten de formele tuin, die baadt in het zonlicht. Het contrast kon haast niet groter zijn. Terwijl Dries in de bomen probeert de klimmen en met de hulp van een museumsuppoost op zoek gaat naar de perfecte stapstok, laat ik mij onderdompelen in de flarden van geluid die tussen de bomen sweven: het geuid van een huilend kind in de verte, bomen die kraken, de geluiden van kletterend staal, een vergeten veldslag, paarden die zich hinnikend een weg banen doorheen het bos, bommen die fluitend inslaan en vernieling zaaien ... De ervaring is bevreemdend, alsof je op een middelpunt staat in de geschiedenis en dat doen de bomen nauurlijk ook. De haartjes op mijn armen staan recht en bij elke nieuw geluid heb ik de neiging om me om te draaien of in elkaar te krimpen. De bomen staan kaarsrecht, stille getuigenis van alles wat zich hier heeft afgespeeld en waar wij het gissen naar hebben. Het is spookachtig creepy en indrukwekkend tegelijk.
Na deze bevreemdende ervaring, lopen we verder langs de buitenkant van de tuin en we zien een reuzenchampignon ("Giant Multiple Mushroom", 2013). Eigenlijk zijn het er vier: een oesterzwam, een geschubde inktzwam, een lakzwam en een vliegenzwam. Ze zijn hier gezet door de Belgische kunstenaar Carsten Höller, die gefascineerd is door de relatie tussen de mens en de natuur en die zijn fenomenale kennis van planten en dieren gebruikt in zijn kunstwerken. Höller is geboeid door de vliegenzwam en dan vooral de psychoactieve eigenschappen van de paddenstoel. Voor hem is de vliegenzwam de bron van het ontstaan van het sjamanisme en de menseijke cultuur, lang voor er nog maar sprake was van de grote monotheistische religies die nu in zwang zijn. Voor Höller staat de vliegenzwam symbool voor de mogelijkheid om die oude wereld te betreden. Eigenlijk staat die vliegenzwam dus voor de kennis die elke mens in zich heeft om te reizen naar die andere wereld.
Kaat en Dries zijn het meest onder de indruk van de hoofden van David Altmejd ("Untitled 1, 2, 3, 4 (Rabbit hole)", 2013). De Canadese kunstenaar verstopte in de Hortiflora vier hoofden die een doorgang of poort vormen naar een wereld onder de tuin, een verbinding tussen hemel en aarde, tussen het bekende en het onbekende. Altmejd staat ervoor bekend dat hij als het ware zijn eigen universum creëert, net zoals de God die de tuin van Eden schiep, en bevolkt met een bont allegaartje van wezens waarvoor hij de gruwel van het spookhuis en de horror verbindt met wereld van de glitter en de glamour. De thema’s in zijn kustwerken draaien dikwijls rond trensformatie en metamorfose, met referenties naar eeuwenoude mythes en volksvertellingen uit heel de wereld. Voor de kinderen zijn de hoofden fascinerend. Ze zien er dan ook gruwelijk uit in hun schoonheid: het zijn levensechte afgehakte hoofden met echt haar, waarin telkens een diep gat weggevreten is. Dat gat lijkt wel oneindig diep en de wanden zijn bedekt met kristallen stekels, als oneindige rijen van glinsterende tanden die je zullen opslokken als je de sprong durft wagen. De link met Alice in Wonderland is inderdaad snel gelegd.
De hoofden passen op de ene of de andere manier wonderwel bij de geometrische patronen van de formele tuin: achter het gat in elk hoofd schuilt een andere wereld waarin de wette van de geometrie en de wetenschap niet noodzakelijk gelden. Het enige dat je moet doen is de sprong in het onbekende wagen.
Kaat vraagt of je echt naar een andere wereld kan komen langs zo hoofd. Ik leg de kinderen uit dat het gat in het voorhoofd van elk hoofd misschien wel verwijst naar de werelden waar ze terecht komen als ze gaan wandelen in hun hoofd, zoals zij visualiseren noemen. In plaats van met de ogen in je hoofd, kijk je dan met je derde oog, een oog aan de binnenkant dat je niet kan zien in onze wereld. Als die hoofden de poorten zijn naar een andere wereld, dan zijn die hoofden misschien het symbool voor de wachters van die werelden, suggereer ik. De wachters van de vier elementen, roep ze enthousiast. I’m impressed (en ook een beetje fier :-)).
De tentoonstelling “Mijn kleine paradijs” met werken van David Altmejd, John Cale, Janet Cardiff & George Bures Miller, Carsten Höller, Han Op de Beeck, Pascale Marthine Tayou en Leon Vrancken blijft in het Hortiflora van het Middelheim Museum in Antwerpen tot 15 september 2013. Meer info op http://www.middelheimmuseum.be.
Het Middelheim Museum heeft een reputatie. Zelfs mijn moeder weet waar het ligt, getuige de verwarring toen ik voor de geboorte van Kaat opgenomen werd in het Middelheimziekenhuis. Mijn liefste belde om 7u ’s ochtends naar zijn schoonouders om dat te melden en mijn moeder begreep niet waarom wij persé wilden laten weten dat we in het Middelheim Museum waren. Ze liet niks merken maar vroeg zich verbaasd af of hij iets gesnoven had ofzo. :-)
Kaat en Dries zijn er allebei al op schooluitstap geweest. Het zou natuurlijk erg zijn als dat niet het geval was, als je zo’n museum bijna letterlijk in je achtertuin hebt liggen. Enthousiast troonden ze me mee naar “de pensen” (Kati Heck, “Dabei sein ist alles”, 2006)en “de bloeddruppels” (Henk Visch, “Morgen is alles anders”, 2006), staken hun voeten in het water van “Poezie” (Philippe Van Snick, 2012), al was dat waarschijnlijk niet de bedoeling van de kunstenaar :-) en liepen cakewalkgewijs heen en weer over de brug van Ai Wei Wei (“The Bridge Without a Name”, 2012).
Daarna liepen we verder door naar de tijdelijke expo “Mijn Kleine Paradijs” in de bloementuin Hortiflora. Die tuin die oorspronkelijk bij het Nachtegalenpark hoorde, werd in 2012 bij het Museum gevoegd. Het is een formele tuin die verstopt zit achter een dikke groene haag, een verborgen schat in het park. Al sinds de middeleeuwen staat zo’n afgesloten tuin of hortus closus symbool voor de tuin van Eden en is het een metafoor voor de maagdelijkheid van Maria. Het is niet voor niets dat ze meestal in een gesloten tuin wordt afgebeeld. Voor Erasmus was zo’n tuin een plek van contemplatie en introspectie, een plaats om tot jezelf te komen. Tegenwoordig zien we dat natuurlijk anders: de ommuurdheid van de tuinzorgt ervoor dat we creatief worden aangesproken om met onze fantasie op de loop te gaan en van dat ommuurde lapje ons eigen hoogst persoolijke paradijsje te maken. Daar worden wij bij wijze van spreken een beetje God ...
Het Middelheim Museum vroeg aan zeven gerenomeerde kunstenaars om hun visie op dat stukje paradijs tot leven te brengen in de hortus closus van het museum. De twee werken die het meest tot de verbeelding spreken zijn ook net die werken die maximaal gebrik maken van de sfeer van de tuin die hen herbergt en die maximaal interageren met de tuin zelf.
Een eerste stop maken we voor een geluidsinstallatie ("Forest (for a thousand years)", 2012) van de Canadese kuntenaars Janet Cardiff en George Bures Miller. Verstopt tussen de hoge dennenbomen zitten luidsprekers die een geluidstapijtje over dat stukje van de tuin leggen. De bomen hebben onderaan geen naalden, enkel ruwe droge takken en het licht wordt zachtjes gefilterd door de boomkruinen hoog boven ons. Dit rommelige natuurlijke plekje bevindt zich net buiten de formele tuin, die baadt in het zonlicht. Het contrast kon haast niet groter zijn. Terwijl Dries in de bomen probeert de klimmen en met de hulp van een museumsuppoost op zoek gaat naar de perfecte stapstok, laat ik mij onderdompelen in de flarden van geluid die tussen de bomen sweven: het geuid van een huilend kind in de verte, bomen die kraken, de geluiden van kletterend staal, een vergeten veldslag, paarden die zich hinnikend een weg banen doorheen het bos, bommen die fluitend inslaan en vernieling zaaien ... De ervaring is bevreemdend, alsof je op een middelpunt staat in de geschiedenis en dat doen de bomen nauurlijk ook. De haartjes op mijn armen staan recht en bij elke nieuw geluid heb ik de neiging om me om te draaien of in elkaar te krimpen. De bomen staan kaarsrecht, stille getuigenis van alles wat zich hier heeft afgespeeld en waar wij het gissen naar hebben. Het is spookachtig creepy en indrukwekkend tegelijk.
Carsten Höller, "Giant Multiple Mushroom", 2013 |
Kaat en Dries zijn het meest onder de indruk van de hoofden van David Altmejd ("Untitled 1, 2, 3, 4 (Rabbit hole)", 2013). De Canadese kunstenaar verstopte in de Hortiflora vier hoofden die een doorgang of poort vormen naar een wereld onder de tuin, een verbinding tussen hemel en aarde, tussen het bekende en het onbekende. Altmejd staat ervoor bekend dat hij als het ware zijn eigen universum creëert, net zoals de God die de tuin van Eden schiep, en bevolkt met een bont allegaartje van wezens waarvoor hij de gruwel van het spookhuis en de horror verbindt met wereld van de glitter en de glamour. De thema’s in zijn kustwerken draaien dikwijls rond trensformatie en metamorfose, met referenties naar eeuwenoude mythes en volksvertellingen uit heel de wereld. Voor de kinderen zijn de hoofden fascinerend. Ze zien er dan ook gruwelijk uit in hun schoonheid: het zijn levensechte afgehakte hoofden met echt haar, waarin telkens een diep gat weggevreten is. Dat gat lijkt wel oneindig diep en de wanden zijn bedekt met kristallen stekels, als oneindige rijen van glinsterende tanden die je zullen opslokken als je de sprong durft wagen. De link met Alice in Wonderland is inderdaad snel gelegd.
David Altmejd, "Unititled 1, 2, 3, 4 (Rabbit hole)", 2013 |
De hoofden passen op de ene of de andere manier wonderwel bij de geometrische patronen van de formele tuin: achter het gat in elk hoofd schuilt een andere wereld waarin de wette van de geometrie en de wetenschap niet noodzakelijk gelden. Het enige dat je moet doen is de sprong in het onbekende wagen.
Kaat vraagt of je echt naar een andere wereld kan komen langs zo hoofd. Ik leg de kinderen uit dat het gat in het voorhoofd van elk hoofd misschien wel verwijst naar de werelden waar ze terecht komen als ze gaan wandelen in hun hoofd, zoals zij visualiseren noemen. In plaats van met de ogen in je hoofd, kijk je dan met je derde oog, een oog aan de binnenkant dat je niet kan zien in onze wereld. Als die hoofden de poorten zijn naar een andere wereld, dan zijn die hoofden misschien het symbool voor de wachters van die werelden, suggereer ik. De wachters van de vier elementen, roep ze enthousiast. I’m impressed (en ook een beetje fier :-)).
De tentoonstelling “Mijn kleine paradijs” met werken van David Altmejd, John Cale, Janet Cardiff & George Bures Miller, Carsten Höller, Han Op de Beeck, Pascale Marthine Tayou en Leon Vrancken blijft in het Hortiflora van het Middelheim Museum in Antwerpen tot 15 september 2013. Meer info op http://www.middelheimmuseum.be.
Reacties