De Spirit van de Zomer
Ik zat in kleermakerszit in het gras. Onder mijn handen voelde ik het korte gras, waar de mensen van de stad een pad hadden gemaaid in de wildernis van de Konijnenwei. Het rook er lekker, die typische zomergeur, een mengeling van zoete bloemige geuren en droog gras. Ik kon in de verte het zachte razen van het verkeer op de Ring en de Singel horen, maar dat was maar achtergrondgeluid. Mijn oren waren meer toegespitst op het zoemen van de zweefvliegen en de hommels en het ritmische getschirp van de krekels die goed verstopt zaten in het groen. Rondom mij zaten in een brede cirkel een heleboel wezens. Sommigen zouden ze elfen noemen, wezens van de natuur die hier op de Konijnenwei een thuis hebben gevonden. De meeste wezens zouden normaal gezien maar tot aan mijn knieën komen, maar nu ik neer zat keek ik hen recht in de ogen. Er waren er bij die ik herkende als aardmannetjes of zoiets, er waren een soort van groene elfjes, maar ik zag ook wezens die ik nog nooit had gezien. Sommige onde...