De Groene Man
Les 6 Wicca. We overlopen het magisch materiaal dat heksen gebruiken, van de athame over de staf naar het pentakel. Daarna doen we een meditatieoefening. Fjierra leidt ons naar beneden waar we de Groene Man ontmoeten die ons een geschenk geeft dat de sleutel is voor volgende uitstapjes naar dat bos. We kunnen hem ook een aantal vragen stellen. Daarna gaan we terug naar de gewone wereld.
Ervaring:
Fjierra vroeg ons om een trapje te zien van drie treden en daarachter een deur. Als je de deur opendeed; kwam je op een pad dat leidde naar een grasveld met daarachter bomen. En daar gingen we naartoe.
Ik zat plots op een wenteltrap in een kasteel, met uitgesleten treden en vochtige muren. De trap bleef maar naar beneden gaan, de dieperik in, naar een donker iets beneden. Ik moest met alle macht een deur forceren om de trap te doen stoppen. Achter de deur daht ik dat een bos zou liggen, en dat leek in het begin ook zo, met een vreemde blauwe lucht, maar dat veranderde bijna meteen in een kanaal afgeboord met bomen. Ik had moeite om me naar het grasveld te richten. Ik zag enkel een graanveld waarvan de oogst was binnengehaald, enkel de stoppels stonden er nog. Het graanveld was links en rechts afgeboord met bomen, wat er achter me lag weet ik niet en voor me zag ik alleen het stoppelveld dat eindigde in een donkerblauwe lucht.
Het bos waar Fjierra ons naartoe bracht, was de bomenrand langs het stoppelveld. Eigenlijk bevond ik me meteen onder één heel grote boom waarvan de takken met bladeren bijna tot op de grond reikten. Op de grond lagen afgevallen bladeren en groeide gras. Ik weet niet wat voor boom het was maar hij was heel groen en ik voelde me veilig en geborgen onder zijn bladeren. We legden onze handen op de stam van onze boom en voelden de schors onder onze handen.
Fjierra vroeg ons om te gaan zitten onder de boom, met onze rug tegen de stam. Er zou een man verschijnen, gekleed in groen, met klimop in zijn baard. Hij zou gaan zitten. We mochten hem drie vragen stellen. Daarna zou hij ons een geschenk geven.
De man die ik zag was niet heel groot, ongeveer mijn lengte. Hij zag er oud uit, met een grijze, wat slordige maar niet te lange baard, en een kalend grijs hoofd. En toch voelde je dat hij veel energie had en misschien niet zo oud was als hij leek. Hij straalde vriendelijkheid en wijsheid uit. Hij droeg een soort van groene middeleeuwse tuniek maar het leek wel alsof die bestond uit allemaal aparte groene vodden. Rond zijn middel had hij een gordel en hij droeg een herderstas. Hij had een staf in de hand.
Hij ging met gekruiste benen op de grond zitten. Ik stelde hem geen vragen, was gewoon tevreden om daar samen met hem te genieten van de kalmte van de bomen. Toen hij opstond, haalde hij een geschenk uit zijn zak. Het was een blad, prachtig glanzend groen en duidelijk geen blad van een boom die hier groeide.
Ik was weer onder de indruk want NADAT ik dat blad had gekregen, zei Fjierra dat het iets uit het bos zou zijn. En ik stond daar verwonderd naar dat blad in mijn handen te kijken ...
Toen Fjierra ons vroeg om terug te keren, vond ik zonder problemen het stoppelveld maar ik moest me oriënteren om te weten waar nu weer de trap was. Op dat moment blies Eirinn me in mijn gezicht en was ik terug. Eirinn helpt me dikwijls – ik weet niet hoe – om terug te komen, maar ik panikeerde deze keer niet en ik ben zeker dat ik, gegeven genoeg tijd, vanzelf de weg terug had gevonden.
Ervaring:
Fjierra vroeg ons om een trapje te zien van drie treden en daarachter een deur. Als je de deur opendeed; kwam je op een pad dat leidde naar een grasveld met daarachter bomen. En daar gingen we naartoe.
Ik zat plots op een wenteltrap in een kasteel, met uitgesleten treden en vochtige muren. De trap bleef maar naar beneden gaan, de dieperik in, naar een donker iets beneden. Ik moest met alle macht een deur forceren om de trap te doen stoppen. Achter de deur daht ik dat een bos zou liggen, en dat leek in het begin ook zo, met een vreemde blauwe lucht, maar dat veranderde bijna meteen in een kanaal afgeboord met bomen. Ik had moeite om me naar het grasveld te richten. Ik zag enkel een graanveld waarvan de oogst was binnengehaald, enkel de stoppels stonden er nog. Het graanveld was links en rechts afgeboord met bomen, wat er achter me lag weet ik niet en voor me zag ik alleen het stoppelveld dat eindigde in een donkerblauwe lucht.
Het bos waar Fjierra ons naartoe bracht, was de bomenrand langs het stoppelveld. Eigenlijk bevond ik me meteen onder één heel grote boom waarvan de takken met bladeren bijna tot op de grond reikten. Op de grond lagen afgevallen bladeren en groeide gras. Ik weet niet wat voor boom het was maar hij was heel groen en ik voelde me veilig en geborgen onder zijn bladeren. We legden onze handen op de stam van onze boom en voelden de schors onder onze handen.
Fjierra vroeg ons om te gaan zitten onder de boom, met onze rug tegen de stam. Er zou een man verschijnen, gekleed in groen, met klimop in zijn baard. Hij zou gaan zitten. We mochten hem drie vragen stellen. Daarna zou hij ons een geschenk geven.
De man die ik zag was niet heel groot, ongeveer mijn lengte. Hij zag er oud uit, met een grijze, wat slordige maar niet te lange baard, en een kalend grijs hoofd. En toch voelde je dat hij veel energie had en misschien niet zo oud was als hij leek. Hij straalde vriendelijkheid en wijsheid uit. Hij droeg een soort van groene middeleeuwse tuniek maar het leek wel alsof die bestond uit allemaal aparte groene vodden. Rond zijn middel had hij een gordel en hij droeg een herderstas. Hij had een staf in de hand.
Hij ging met gekruiste benen op de grond zitten. Ik stelde hem geen vragen, was gewoon tevreden om daar samen met hem te genieten van de kalmte van de bomen. Toen hij opstond, haalde hij een geschenk uit zijn zak. Het was een blad, prachtig glanzend groen en duidelijk geen blad van een boom die hier groeide.
Ik was weer onder de indruk want NADAT ik dat blad had gekregen, zei Fjierra dat het iets uit het bos zou zijn. En ik stond daar verwonderd naar dat blad in mijn handen te kijken ...
Toen Fjierra ons vroeg om terug te keren, vond ik zonder problemen het stoppelveld maar ik moest me oriënteren om te weten waar nu weer de trap was. Op dat moment blies Eirinn me in mijn gezicht en was ik terug. Eirinn helpt me dikwijls – ik weet niet hoe – om terug te komen, maar ik panikeerde deze keer niet en ik ben zeker dat ik, gegeven genoeg tijd, vanzelf de weg terug had gevonden.
Reacties